Het begint al in onze bachelor, met de volksverhuizing die Erasmus heet. Super vormend natuurlijk, dat studeren in een nieuwe omgeving. En niet alleen wijzelf leren de uitwisselingsstad hierdoor kennen. Er vliegt altijd wel een budgetmaatschappijtje naartoe, dus in de weekenden laten we achtereenvolgens ouders, huis, jaarclubgenoten en thuisthuisvrienden overkomen – tot zover die ‘nieuwe’ omgeving.
Vervolgens ontdekken we in onze master dat het thesisaanbod van sommige leerstoelgroepen eruit ziet als de etalage van een reisbureau. Stuk voor stuk belangrijke projecten, maar laten we eerlijk zijn, we zoeken vooral een gave bestemming. Als dat bij terugkomst thesis-technisch niet zo handig blijkt te hebben uitgepakt, lag dat vast niet aan het feit dat we een paar maanden eerder meer oog hadden voor het boeken van een vliegticket dan het schrijven van een onderzoeksvoorstel.
Oké, ik maak er een karikatuur van en dat doet geen recht aan de ontegenzeggelijke voordelen van buitenlandervaring. Maar toch, tegen de tijd dat we afstuderen zijn we een beetje zoals de sperzieboontjes die in deze tijd van het jaar bij de supermarkt liggen: met fors meer luchtvaartkilometers achter de rug dan je op het eerste gezicht zou denken. Kilometers waarvan je je bovendien kunt afvragen hoe nuttig die nu eigenlijk waren.
Vincent Oostvogels (22) zoekt in zijn twee masteropleidingen Forest and Nature Conservation en Animal Sciences het kwetsbare raakvlak op tussen natuurbeheer en voedselproductie.