In schelpdieren zoals oesters en mosselen kunnen gifstoffen zitten die diarree veroorzaken en in ernstige gevallen zelfs verlamming of de dood. ‘Daarom moet elke batch worden gecontroleerd voordat die wordt vrijgegeven voor handel’, vertelt Bodero. Ze promoveerde op vrijdag 11 januari bij Ivonne Rietjens, hoogleraar Toxicologie.
Alleen bekend gif
Voordat ze aan haar promotieonderzoek begon, werkte Bodero voor de Chileense voedsel- en warenautoriteit. ‘In Chili en veel andere landen worden deze tests op gifstoffen gedaan met muizen en ratten.’ In Europa is er al een alternatief, de zogenaamde LC-MS/MS-test die in Wageningen is ontwikkeld door toenmalig promovendus Arjen Gerssen. Deze test wordt gebruikt om vetminnende gifstoffen te detecteren. Het nadeel is dat de test alleen bekende gifstoffen kan detecteren.
Bodero en haar collega’s verbeterden een andere test, de neuro-2a bioassay, die in combinatie met de LC-MS-test ook onbekende gifstoffen kan detecteren. Deze neuro-2a bioassay werkt met cellen die in het lab zijn gekweekt. Bodero: ‘In plaats van muizen doden de gifstoffen de cellen. Zo weten we dat er een gifstof aanwezig is en vervolgens kunnen we verder testen om erachter te komen welke stof het is.’
Gevoelige informatie
De neuro-2a bioassay heeft nog wel een paar beperkingen. Zo is de test nog niet gevoelig genoeg om de wettelijk toegestane hoeveelheden van zogenoemde OA- en DTX-2-gifstoffen te detecteren. Onderzoekers bij Rikilt zijn momenteel bezig om dit te verbeteren.
Bodero hoopt dat de nieuwe combinatiemethode binnenkort toegepast kan worden. ‘De komende jaren zal deze methode naast de proefdiertests worden gebruikt, om te zien of de resultaten vergelijkbaar zijn.’ Ze vindt het lastig om te zeggen hoeveel proefdieren uiteindelijk kunnen worden bespaard als de test blijkt te werken. ‘Ik heb wel geprobeerd om deze gegevens te achterhalen, maar overheden delen deze informatie liever niet. In Nederland is het in ieder geval niet toegestaan om proefdieren te gebruiken voor deze tests.’