Organisatie
Achtergrond
Organisatie Verdieping

De échte vader van WUR

Over drie maanden begint het jubileumjaar. Wageningen University bestaat dan honderd jaar. Maar het landbouwonderwijs in Wageningen is veel ouder. Over die eerste aanzet deed hoogleraar Rob Comans een belangwekkende ontdekking. Zo belangwekkend dat ‘de adrenaline uit zijn oren’ spoot.
Roelof Kleis
Prins Hendrik (in lange uniformjas) wordt op 9 maart 1918 binnengehaald in Wageningen om de Landbouwhogeschool te openen. Foto Archief WUR

9 maart 1918 was een feestdag in Wageningen. Op die dag ging het academische landbouwonderwijs in ons land van start. Prins Hendrik was erbij namens het Koninklijk Huis. Koningin Wilhelmina zelf liet in verband met de Eerste Wereldoorlog verstek gaan. Maar verder was iedereen er zo’n beetje bij die je bij de oprichting van de Landbouwhogeschool zou mogen verwachten. Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel Folkert Posthuma verrichtte de officiële openingshandeling. ’s Avonds kreeg de minister, die in hotel De Wereld logeerde, een serenade met fakkellicht, gebracht door de inwoners van Wageningen. De tijd was er niet naar om groots te feesten.

Grote vis

Dat lag ruim dertig jaar eerder anders. De officiële opening van de Rijkslandbouwschool, de voorloper van de hogeschool, werd op 11 september 1877 groots gevierd. Twee dagen lang waren er ‘matinees en soirees musicales, een landbouwtentoonstelling, een optocht en een groot vuurwerk vanwege de gemeente’, zoals J. van der Haar schrijft in deel 1 van zijn Geschiedenis van de Landbouwuniversiteit Wageningen. Met het binnenslepen van de Rijkslandbouwschool, het hoogste landbouwonderwijs op dat moment, had Wageningen een grote vis te pakken. De school borduurde voort op de vier jaar daarvoor gestichte provinciale landbouwschool. Bij de oprichting van die beide scholen was Inspecteur voor het landbouwonderwijs Matthijs Salverda nauw betrokken. Het leverde hem een plein op, het Salverdaplein, in het centrum van de stad. Wageningen eert daarmee de man die als grondlegger van het landbouwonderwijs in Wageningen te boek staat. Maar is hij dat wel?

Eerste geologische kaart

Rob Comans heeft als hoogleraar Bodemscheikunde en Chemische Bodemkwaliteit een drukke baan. Maar vrijwel elke avond maakt hij wel tien minuutjes vrij voor een rondje langs antiquarische zoeksites en marktplaats. Op zoek naar Staring. Een boek, een geschrift, een artikel of wat dan ook. Staring is zijn passie. En dan niet de negentiende-eeuwse dichter Anthony Staring, maar diens zoon Winand, de geoloog, die Inspecteur voor het landbouwonderwijs was vóór Salverda. Die fascinatie ontstond toen Comans tijdens zijn studie Aardwetenschappen in Utrecht kennismaakte met de eerste geologische kaart van Nederland en erachter kwam dat Staring die had gemaakt. ‘Een prachtig werk waar hij jaren aan heeft besteed. Heel gedetailleerd’, vertelt Comans vanachter zijn bureau in Atlas. ‘Toen ben ik me verder in hem gaan verdiepen en erg onder de indruk geraakt van de enorme wetenschappelijke stappen die hij in de negentiende eeuw heeft gemaakt met betrekking tot de geologie en landbouw. Voor Staring waren die twee heel erg met elkaar verbonden.’

Rob Comans bij het borstbeeld van Staring dat in Atlas staat. Foto Guy Ackermans

Verzamelwoede

Die interesse in Staring werd een passie met bijbehorende verzamelwoede. En er valt veel te verzamelen. Staring schreef veel, over de meest uiteenlopende onderwerpen. ‘Ik heb een hele bibliotheek van Staring. Ik denk dat mijn verzameling kan wedijveren met die van de Koninklijke Bibliotheek of de Speciale Collecties in de Forumbieb.’ Tot zijn grootste schatten rekent hij het originele proefschrift van Staring uit 1833, geschreven in het Latijn.

En toen was daar dus die avond, een paar jaar geleden, toen Comans tijdens zijn dagelijkse ronde stuitte op een aanbod van een bundeltje publicaties over het landbouwonderwijs. Met – en daar komt-ie – ‘een originele brief van WCH Staring over de Rijkslandbouwschool’, aldus de beschrijving. ‘Nou, dan spuit de adrenaline dus uit je oren’, omschrijft Comans zijn eerste opwinding. ‘Ik weet nog goed toen ik de eerste publicaties vond, waarin nog een paar handgeschreven annotaties van Staring stonden. Dan ben je heel dichtbij. En nu kon ik ineens een originele brief op de kop tikken. Dan begint je hart wel harder te kloppen. Nou ja, bij mij dan. Misschien zijn er niet zoveel idioten als ik.’

Pleitbezorger

Een paar dagen later kwam het setje door de brievenbus. De opwinding werd zo mogelijk nog groter toen duidelijk werd waar de brief over ging: de oprichting van de Rijkslandbouwschool. In de brief, gericht aan een Tweede Kamerlid, lobbyt Staring voor geld op de begroting van 1872 voor de oprichting van een Rijkslandbouwschool. Hij weet namelijk ‘toevallig’ dat ‘men’ plannen maakt voor zo’n school. De brief is van 2 oktober 1871, vlak voor de behandeling van de begroting voor het jaar erop. ‘En let op,’ zegt Comans, ‘dat is dus slechts drie maanden voordat Staring als Inspecteur voor het landbouwonderwijs zijn beroemde brief aan burgemeester en wethouders van Wageningen schreef over de oprichting van een provinciále landbouwschool in de stad’ (zie kader).

Om de opwinding van Comans en het belang van zijn vondst te begrijpen, is een stukje geschiedenis nodig. Staring was een groot pleitbezorger van landbouwonderwijs, wat hem betreft de enige manier om de landbouw op een hoger plan te brengen. De Nederlandse landbouw was volgens Staring het lachertje van Europa. De onderwijswet van Thorbecke uit 1863 voorzag in lager, middelbaar en hoger landbouwonderwijs, op respectievelijk gemeentelijk, provinciaal en rijksniveau. Van die Rijkslandbouwschool zou er maar eentje komen.

Winand Staring is volgens Rob Comans de ware grondlegger van het landbouwonderwijs in Wageningen. Foto Archief WUR

Aartsvader

Maar hoe kwam die ene Rijkslandbouwschool nou in Wageningen terecht? De geschiedschrijvers leggen de credits zoals gezegd bij Salverda, onder wiens bewind als Inspecteur voor het landbouwonderwijs de directe voorloper van Wageningen University werd gesticht. Staring was toen al dood. Maar Staring had, volgens Comans, wel een belangrijke rol in de vestiging van zowel de provinciale als de Rijkslandbouwschool in Wageningen. Comans: ‘Het heersende beeld is dat, als het aan Staring had gelegen, die Rijkslandbouwschool niet hier, maar in Utrecht bij de veeartsenij-opleiding gekomen zou zijn.’

Die mening over Staring moet worden herzien, denkt Comans. Sterker nog, Staring is mogelijk de enige echte aartsvader van Wageningen University. De brief die Comans op de kop tikte, is essentieel in die hypothese. De brief is gericht aan Kamerlid Willem Jonckbloet, de latere hoogleraar in de letteren in Leiden. Jonckbloet was, net als Staring, liberaal en waarschijnlijk een huisvriend van de familie Staring. Staring spreekt hem aan met ‘Geachte vriend’ en vraagt om een gunst. Comans: ‘Staring heeft de begroting voor 1872 gezien en geconstateerd dat er weer geen geld is uitgetrokken voor de Rijkslandbouwschool. De onderwijswet van Thorbecke is acht jaar eerder al aangenomen en er is nog steeds niks gebeurd.’ Daarna komt de aap uit de mouw. ‘Men’ werkt, geheel buiten Staring om, aan een plan voor zo’n landbouwschool ‘geheel in mijn geest’. Of Jonckbloet, onderwijsspecialist, niet per amendement ervoor wil zorgen dat er geld op de begroting komt.

Boekje te buiten

Met die actieve lobby gaat Staring als inspecteur en dus rijksambtenaar zijn boekje te buiten. Hij dringt er daarom bij Jonckbloet op aan dat ‘mijn naam bij de gehele zaak niet genoemd wordt, zodat niemand merkt dat ik mij ermee bemoei’. Drie maanden later, op 20 januari 1872, schrijft Staring in zijn functie als inspecteur de vaak aangehaalde brief aan B en W van Wageningen, waarin hij uit de doeken doet hoe een provinciale landbouwschool, als onderdeel van de plaatselijke HBS, eruit zou moeten zien (zie ook kader).

Voor Comans is een en ander net iets te toevallig. Hij vermoedt een vooropgezet plan om de Rijkslandbouwschool in Wageningen te vestigen, met de provinciale school als opstapje. Geschiedschrijver Van der Haar vermoedde eerder ook al een vooropgezet plan, maar vond er geen onweerlegbare bewijzen voor. Comans denkt met de brief nu wel een belangrijke aanwijzing te hebben.

Hij benadrukt desondanks dat het nog maar een hypothese is. Het onweerlegbare bewijs ontbreekt nog. ‘Ik interpreteer deze brief en het tijdstip waarop die is geschreven, namelijk het moment dat hij met Wageningen in overleg is om hier een provinciale landbouwschool te vestigen, als een sterke indicatie dat het een gezamenlijke strategie was om de Rijkslandbouwschool in Wageningen te vestigen.’ Volgens Comans is het niet ondenkbeeldig dat Staring die strategie aan diens opvolger Salverda heeft overgedragen. ‘Salverda zat wat het landbouwonderwijs betrof heel erg op de lijn van Staring.’

Familiearchief

Wat nog ontbreekt is een smoking gun. Een document of brief waarin de strategie zwart op wit uit de doeken wordt gedaan. Die zoektocht bracht Comans een maand geleden op het landgoed De Wildenborch bij Vorden, waar Staring is geboren. Het landgoed is weer in handen van de familie Staring en herbergt onder meer het familiearchief. Comans: ‘Ik heb hen benaderd met deze brief, mijn hypothese en de wens om het archief te mogen inzien. Het zou met het oog op het eeuwfeest van WUR mooi zijn om te kunnen onthullen dat de rol van Staring bij de oprichting van de Rijkslandbouwschool veel groter is geweest dan altijd is aangenomen. Dat vonden ze heel leuk.’

Comans werd hoffelijk ontvangen door Jennine Staring, een verre nazaat van Winand, snuffelde een dag door een dik pak inkomende correspondentie uit 1870 en 1871, maar vond niet wat hij zocht. ‘Ik vond eigenlijk helemaal niks over landbouwonderwijs, terwijl Staring in die tijd Inspecteur was. Ik denk daarom dat dat stukje werkarchief elders moet zijn.’ Dat Staring zogenaamd ‘toevallig’ op de hoogte was van een plan voor een Rijkslandbouwschool is onwaarschijnlijk.

Het opzetten van landbouwonderwijs in ons land was min of meer Starings levenswerk. Een werk waar hij op de keper beschouwd tot aan de Wageningse plannen geen steek mee was opgeschoten. De enige provinciale landbouwschool die in zijn tijd als inspecteur van de grond was gekomen, was die in het Groningse Warffum. Maar dat schooltje, in 1870 opgericht, sloeg niet aan. Het lijkt aannemelijk dat Staring, enthousiast geworden door de betere vooruitzichten in Wageningen, al zijn kaarten op deze plek zette. Hij zorgde er bijvoorbeeld hoogstpersoonlijk voor dat de Duitser Otto Pitsch, de enige bevoegde leraar landbouwkunde op dat moment, van Warffum naar Wageningen transfereerde. Die actie bleek meteen de doodsteek voor de school in Warffum.

Staringplein

Als Comans gelijk heeft, kunnen de geschiedenisboekjes worden herschreven. ‘Wij vieren komend jaar honderd jaar academisch landbouwonderwijs in Wageningen. Maar die Landbouwhogeschool van 1918 was hier natuurlijk nooit gekomen als de Rijkslandbouwschool hier niet stond. In die zin is de founding father van het hogere landbouwonderwijs in mijn ogen Staring.’ En ja, beaamt Comans, dan draagt het Salverdaplein eigenlijk de verkeerde naam. De herinnering aan Staring in Wageningen is sowieso aan de magere kant. Op de berg in de wijk Sahara is een Staringlaan. ‘Maar die is aanzienlijk minder prominent dan het Salverdaplein’, vindt Comans. Het gebouw van het Staring Centrum (later Alterra) aan de Haarweg maakte een paar jaar geleden plaats voor nieuwbouw van verzekeraar Menzis. In Atlas op de campus staat een buste van Staring. Maar dat moet je wel weten, want zijn naam staat er nauwelijks leesbaar bij.

Als het aan Comans ligt, krijgt zijn held in het jubileumjaar van Wageningen University alsnog de eer die hij verdient. Hij werkt aan een publicatie over de brief en de betekenis daarvan. Zelf mocht Staring de opening van ‘zijn’ Rijkslandbouwschool overigens niet meer meemaken. Hij stierf op 4 juni 1877 op 68-jarige leeftijd, drie maanden voor de opening.

Geen ‘stadsbegeerten’ in Wageningen
In een beroemde brief van 20 januari 1872 zet Inspecteur voor het landbouwonderwijs Winand Staring uiteen waarom juist Wageningen geschikt zou zijn voor de vestiging van een (provinciale) landbouwschool. Boeren kunnen er hun zonen gerust naartoe sturen, want de stad is niet zo groot dat zij ‘stadsbegeerten en steedsche neigingen’ zullen ontwikkelen. En ’s zondags kunnen ze al of niet met de trein naar huis. De latere Rijkslandbouwschool zou overigens heel ander publiek trekken: zonen van landeigenaren en gegoede burgers.

Lees ook:

Leave a Reply


Je moet inloggen om een comment te plaatsen.