Noa, half labrador en half golden retriever, doet testjes ten bate van een onderzoek naar de relatie tussen opvoedstijl en hondengedrag. Foto’s: Sven Menschel
Noa zou maar wat graag dat lekkere brokje van tafel happen. De 11-jarige half labrador, half golden retriever rekt zich verlangend uit. Maar dan wordt ze door haar bazin gedecideerd aan de riem meegesleept langs de verleiding. ‘Zie je hoe ze dat doet’, fluistert Bonne Beerda van Behavioural Ecology. ‘Daar gaat het in dit onderzoek eigenlijk om: hoe hanteert de baas de hond?’
Om afleiding in de testruimte te voorkomen, volgen we Noa, haar bazin en een onderzoekster vanachter een onewayscreen, zoals in de verhoorkamers in Amerikaanse politieseries. Alle verrichtingen in de grijs geverfde ruimte in Zodiac worden met camera’s vastgelegd, ook tijdens pauzes: hoe gaan hond en baas dan met elkaar om?
Gezelschapsdieren
Dit voedings- en gedragscentrum voor honden en katten is ingericht toen de dieronderzoekers vier jaar geleden van de Marijkeweg in Wageningen naar de campus verhuisden. ‘De aandacht voor gezelschapsdieren viel samen met de omschakeling van Zoötechniek naar Dierwetenschappen’, vertelt Guido Bosch van Animal Nutrition. ‘Daarvoor lag de focus op koeien, varkens, kippen en vissen; sindsdien óók op anderhalf miljoen honden en bijna drie miljoen katten in Nederland. Die zijn erg belangrijk in onze maatschappij. Ook dat is life sciences.’
Traditioneel zijn gezelschapsdieren het onderzoeksterrein van de diergeneeskundige faculteit van Utrecht University. Maar Utrecht en Wageningen bijten elkaar niet, vindt Beerda. Daar staan gezondheidsproblemen van individuele dieren voorop. ‘Heb je een hond die zijn eigen staart najaagt, dan hoor je in Utrecht wat voor medicijnen erin moeten of welke gedragsbehandeling nodig is. Wij onderzoeken waar afwijkend gedrag vandaan komt. Dat kan in het dier zelf zitten of in z’n omgeving, inclusief de eigenaar.’
Overgewicht
De katten die de onderzoekers in het voedings- en gedragscentrum in Wageningen bestuderen, leven intern. Zo’n dertig geholpen katers en gesteriliseerde poezen brengen de dag door in gemengde groepen van acht dieren in een kamer met uitloop naar buiten. ‘Gedragsonderzoek doen aan katten betekent dat je ze zelf moet huisvesten’, vertelt Beerda. ‘Katten zijn minder dan honden gewend om te reizen. Ze zouden volkomen van slag zijn als ze hier aankomen voor een gedragstest.’
De campuskatten doen onder meer mee aan welzijnsonderzoek. Zo leren studenten bijvoorbeeld welke signalen duiden op opwinding. Om daar de overtreffende trap van te zien, gaan ze vervolgens in een asiel stressonderzoek doen. ‘Hier willen we zeker geen stress induceren’, vertelt Bosch. ‘Daarvoor zijn onze katten te waardevol. Stress zou bijvoorbeeld interfereren met het voedingsonderzoek dat we doen.’
Naast dat voer wordt getest van fabrikanten die zelf niet de faciliteiten daarvoor hebben, is een belangrijke vraag voor de onderzoeker waarom zoveel katten overgewicht hebben. Ook bij dieren is dat een voorbode van allerlei kwalen. Bosch probeert daarom een optimum te vinden tussen eiwitgehalte, smakelijkheid en de verzadiging die het voer biedt. Ook de persoonlijkheid van de kat komt aan de orde.
‘Momenteel bekijken we of impulsiviteit het risico op overeten vergroot. Daarvoor doen we een testje. Katten kunnen kiezen tussen twee pedalen om op te drukken. Bij het ene krijgen ze meteen een kleine lekkernij, bij het andere pedaal moeten ze wachten op een grotere beloning.’ De eerste resultaten wijzen erop dat impulsieve katten, die overwegend voor de snelle beloning kiezen, een groter risico hebben op overgewicht dan bedachtzame dieren.
Verlatingsangst
Voor tests met honden maakt het Wageningse gedragscentrum gebruik van vrijwilligers, bazen met hun viervoeters die zich zelf aanmelden. Het houden van honden is bewerkelijker dan van katten, verklaart Beerda het verschil. Wie laat ze bijvoorbeeld drie keer per dag uit? Bovendien is intern huisvesten niet nodig en dus ethisch gezien ook niet gewenst, vindt de onderzoeker. ‘Bij ons hondenonderzoek gaat het toch hoofdzakelijk om de mens-dierrelatie, hoe die doorwerkt naar probleemgedrag als verlatingsangst of agressie.’
Zo werkten Beerda en zijn collega’s mee aan gedragstesten om agressie aan te tonen en hielden ze de test voor Maatschappelijk Aanvaardbaar Gedrag tegen het licht. Veel rasverenigingen gebruiken die om agressieve dieren buiten de fokpopulatie te houden. Hoe voorspellend is die test eigenlijk, die een hond onderwerpt aan allerlei proefjes zoals een confrontatie met dummy’s van andere honden of raar uitgedoste mensen? ‘Wij hebben die proefjes niet bedacht, die komen uit de literatuur, maar wel de gedragstest gevalideerd en aanpassingen voorgesteld. Een betrouwbaar instrument is belangrijk, zeker bij een kwestie die de gemoederen vaak bezighoudt.’
Bordeauxdog Fientje wacht op wat komen gaat. Ze doet mee aan een studentenonderzoek naar de vraag of honden altruïstisch zijn.
Fientje
Maar niet al het onderzoek in het gedragscentrum heeft direct een maatschappelijk relevante component. In de kamer naast Noa zijn bordeauxdog Fientje en haar baas op bezoek. Zij is een puber van anderhalf en doet mee aan een studentenonderzoek naar de vraag of honden altruïstisch zijn. Willen ze hun baas behulpzaam zijn? Gunnen ze hem ook een lekker hapje als ze zelf wat krijgen? ‘Ons onderzoek heeft ook vaak een onderwijskundige insteek’, aldus Beerda.
Eigenaren die problemen hebben met hun hond kunnen niet in Wageningen naar een spreekuur komen voor advies. ‘Wij bedenken de onderzoeken. Vervolgens verschijnt er een enquête op internet die hondenbezitters kunnen invullen. Via die vragenlijst rapporteren ze over zichzelf en over hun hond. Vervolgens nodigen we ze uit voor onze testen.’
Omdat vooral erg betrokken hondenbezitters reageren en er geen vergoeding tegenover staat, komen er relatief veel brave, goed opgevoede honden naar Zodiac. ‘We krijgen eigenlijk te weinig probleemgevallen’, beaamt Beerda. ‘Momenteel bekijken we of we subsidie kunnen krijgen om ten minste reiskosten te kunnen vergoeden.’
Dat zou onder meer handig zijn voor het promotieonderzoek waar hond Noa zich voor uitslooft: zijn bazen in te delen naar hun opvoedstijl? En is die voorspellend voor het gedrag van de hond? ‘Dat is afgeleid van parenting styles bij mensen’, aldus Beerda. ‘Het is bekend dat de wijze van opvoeding – vooral veeleisendheid en betrokkenheid – voorspellende waarde heeft voor de leerprestaties en de sociale ontwikkeling van kinderen. Wij vragen ons af of datzelfde concept ook opgaat bij de mens-hondrelatie. Momenteel zoekt promovenda Ineke van Herwijnen samen met studenten uit of het beeld dat de eigenaren in de enquête hebben geschetst ook klopt en hoe we de vragenlijst kunnen verbeteren. Bij ons gaat het vaak meer om de baas dan om de hond.’