Ja, aldus een studie van Alterra vorig jaar. Nee, stelt een recent onderzoek van het Centraal Veterinair Instituut (CVI). Binnenkort probeert een commissie te achterhalen wie gelijk heeft. Mesttransport kan geen grote rol hebben gespeeld bij de verspreiding van de bacterie Coxiella burnetii, de veroorzaker van Qkoorts, tussen 2007 en 2010 in Nederland. Dat concludeert Hendrik- Jan Roest van het CVI met onderzoekers van de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) in een recente publicatie in het open accessplatform PlosOne. Ze beoordeelden 12 besmette en 24 niet-besmette geitenbedrijven die hun mest vervoerden naar een ander postcodegebied en koppelden dat aan het aantal Q-koorts patiënten in die regio’s. Hun conclusie: we zien geen significant grotere aantallen Qkoorts patiënten in de gebieden met besmette mest.
Bovendien stellen Roest en de GD-onderzoekers dat de mest niet of nauwelijks een risicofactor kon zijn bij de verspreiding van Qkoorts. Ze gingen namelijk ook de temperatuur meten in de mesthoop van twee besmette geitenbedrijven en stellen dat er weinig Qkoorts bacteriën konden overleven in de mesthopen die dagenlang warmer waren dan 40 graden Celsius. De mest van besmette bedrijven zal dus weinig Q-koorts hebben veroorzaakt, concluderen de onderzoekers.
Vorig jaar zag Alterra-onderzoeker Tia Hermans echter wel een duidelijk verband tussen transport van besmette mest en Q-koorts patiënten. Hermans koppelde data over de locatie van besmette geitenbedrijven en het mesttransport van deze bedrijven aan de woonplaatsen van Q-koorts patiënten. Data uit de periode dat de lammetjes op de bedrijven werden geboren. In de maand na het lammeren blijkt, Volgens Herremans ruimtelijke analyse van de locaties van Qkoorts besmetting, de locaties van 117 besmette geiten- en schapenbedrijven en transporten van besmette mest, een duidelijk verband tussen mest en Q-koorts. Op diverse plekken in Nederland met Q-koorts stonden geen besmette bedrijven in de omgeving, maar was wel besmette mest in de buurt uitgereden, bleek uit Hermans’ publicatie in PlosOne.
Buiten kijf staat dat de besmette bedrijven de belangrijkste bron van Q-koorts waren. Omwonenden raakten besmet met de bacterie nadat die vanaf het erf door de lucht op kleine stof- of mestdeeltjes was vervoerd. Maar Hermans constateerde vorig jaar dat die besmettingsroute niet de enige route kan zijn als je de locaties van de besmette bedrijven afzet tegen de woonplaatsen van de Q-koorts-patiënten. Er moet nog een andere oorzaak zijn. Roest wijst het mesttransport als mogelijke route af, maar geeft in het artikel geen alternatief.
Dus blijft de vraag: via welke besmettingsroutes zijn de Q-koorts patiënten in aanraking gekomen met de ziekmakende Coxiella burnetii- bacterie? Hoort het mesttransport daar bij? Daar gaan Roest en Hermans eind mei over in debat met elkaar en andere deskundigen. Wellicht heeft Wageningen UR dan een eenduidig antwoord hoe de Qkoorts zich heeft verspreid.