Wat begon als een protest tegen universitaire bezuinigingen op de kleine talen in Amsterdam, is uitgegroeid tot een landelijke discussie over zeggenschap, verdieping en marktwerking op de Nederlandse universiteiten. Dat raakt ook Wageningse Universiteit, maar hoe? Er zijn wezenlijke verschillen tussen de onderwijsfilosofie en inspraak in Amsterdam en Wageningen. Alleen het derde discussiepunt, over de marktgedreven universiteit, raakt de Wageningse universiteit in het hart. Een analyse.
1. Onderwijsfinanciering
De studentenacties aan de Universiteit van Amsterdam (UvA) begonnen bij de geesteswetenschappen, waar veel studies de afgelopen jaren hun studentenaantallen onder het minimum zagen zakken. De Amsterdamse faculteit zocht de oplossing in het samenvoegen van kleine studies als Nieuwgrieks (25 studenten), Hebreeuws (11) en Latijn (10). ‘Iedereen weet dat opleidingen die jaarlijks slechts een paar handenvol studenten trekken te kostbaar zijn’, stelde dagblad Trouw in november vorig jaar. ‘Maar talen als Nieuwgrieks, Tsjechisch of Servisch/ Kroatisch studeren kan alleen aan de UvA.’
De Wageningse studenten zullen dit probleem niet aan den lijve ondervinden, want de Wageningse opleidingen zijn de afgelopen jaren alleen maar gegroeid door de toename van de studentenaantallen. Omdat de onderwijsfinanciering voor een belangrijk deel is gebaseerd op het aantal ingeschreven studenten, zou je zelfs kunnen zeggen dat de overheid de afgelopen jaren heeft geïnvesteerd in populaire Wageningse studies ten koste van onpopulaire Amsterdamse studies. Als je vindt dat de financiering minder gebaseerd moet zijn op aantallen studenten en meer op criteria als kwaliteit, dan kun je als Wageningse student in eigen voet schieten. Het Wageningse college van bestuur wil namelijk juist meer geld van de overheid om de groei van het aantal studenten en onderwijs te kunnen bekostigen. Die loopt juist te hoop tegen een maatregel van het ministerie van Economische Zaken, de zogenaamde 2-procent-maatregel, die de invloed van de studentenaantallen op de financiering begrenst. Hoewel de kwaliteit van de Wageningse opleidingen onomstreden is – al jaren de beste van Nederland – pakt dat Amsterdamse pleidooi dus niet per se goed uit voor het Wageningse onderwijs.
De vereniging van universiteiten, VSNU, die een verklaring opstelde naar aanleiding van de protesten, spaart de kool en de geit. Enerzijds stelt de VSNU: ‘Maak het bekostigingsstelsel minder afhankelijk van getalsmatige criteria’. Anderzijds zegt ze: ‘Onderken als overheid de daling van de vergoeding per student en trek daar consequenties uit.’ Anders gezegd: met meer geld voor de universiteiten kunnen we iedereen te vriend houden.
2. Onderwijsfilosofie
De Amsterdamse actievoerders vinden dat de essentie van de academische opleiding, waarbij onderwijs dient tot de vorming van kritische burgers, te grabbel is gegooid. Hun roep om Bildung sluit bijvoorbeeld naadloos aan bij de kritiek van Louise Fresco op de Amsterdamse onderwijsfabriek toen ze nog academiehoogleraar was in de hoofdstad – lees haar boek Kruisbestuiving. De actievoerders plaatsen de Bildung- universiteit tegenover de marktgedreven universiteit die opleidingen en personeel afrekent op hun nut.
Dat Bildung-ideaal lijkt een achterhoedegevecht van de oudere generatie. De Amsterdamse studenten zullen maar weinig hebben meegekregen van dit onderwijsconcept en die in Wageningen spreken bij voortduring waardering uit voor het kleinschalige Wageningse onderwijsmodel met veel vrije keuze en contacturen. Volgens Fresco, die het Amsterdamse en Wageningse onderwijs kan vergelijken, helpt dat Wageningse model om uiteenlopende vakken van inspirerende docenten te krijgen. Kijkend naar Wageningen kun je niet spreken van een crisis in de onderwijsfilosofie. Maar wat niet is, kan komen. Als Bildung het achterhoedegevecht is, dan zou de digitalisering van het onderwijs weleens het voorhoedegevecht kunnen worden bij de onderwijsdebatten. Nieuwe onderwijsvormen als MOOC’s hakken de kennis op in hapklare brokken informatie, waarbij de vraag wordt: wie verbindt die kennis, hoe wordt de student uitgedaagd om relaties te leggen bij almaar complexere vraagstukken en welke pedagogische opdracht en structuur bevatten de digitale opleidingen straks?
En dan is van belang waar die debatten kunnen plaatsvinden. De Amsterdamse studenten willen dat de besluitvorming over het onderwijs wordt gedecentraliseerd, naar de faculteitsraden. Aangezien onze universiteit maar één faculteit heeft, levert die gedachte in Wageningen weinig op. Maar wellicht moeten de studenten de grotere zeggenschap over het onderwijs niet zoeken in de medezeggenschapsstructuur, maar meer wijzen naar de bestuursstijl waarbij de opleidingen en leerstoelgroepen top-down worden aangestuurd als koekjesfabrieken. Hierbij kunnen ze aanhaken bij de kritiek van filosoof Ad Verbrugge op de managementcultuur en het onderwijsbeleid in Nederland.
3. Martkgedreven universiteit
De actievoerders in het Maagdenhuis plaatsen de democratische universiteit tegenover de marktgedreven kennisinstelling. Dit derde punt van kritiek raakt de Wageningse universiteit het meeste. Weliswaar verzorgen Coca-Cola, Unilever of Friesland Campina geen opleidingen in Wageningen, maar bij voortduring kleeft er belangenverstrengeling met het bedrijfsleven aan Wageningen. Dat beeld wordt niet alleen gecreëerd door actiegroepen als Wakker Dier, maar ook door de vorige raad van bestuur, die nadrukkelijk het belang aangaf van de ‘gouden driehoek’: de nauwe samenwerking tussen kennisinstelling, bedrijfsleven en overheid. De topsector, waarbij bedrijven de onderzoekagenda van universiteiten verregaand sturen, is een Wageningse uitvinding, ingevoerd door minister Maxime Verhagen. Daar kun je trots op zijn, maar de verdenking dat Wageningen UR alleen dat onderzoekt wat grote bedrijven belangrijk vinden en de echte problemen in de wereld onderschat of negeert, is nooit ver weg.
De kritiek op de topsectoren zwelt aan in Nederland, die lijken hun langste tijd te hebben gehad. De Wageningse studenten pleiten voor minder onderzoeksgeld en afhankelijkheid van bedrijven. Omdat ze niet weten hoe groot die geldstromen en verbindingen tussen onderzoeker en bedrijf zijn, vragen ze om meer transparantie. De VSNU waagt zich niet aan een oordeel over de topsectoren, maar zegt wel tegen de overheid: onderken het belang van vrij onderzoek. Maar verwacht geen moties in de WUR Council waarin de studentenpartijen oproepen tot een verbod op onderzoekfinanciering van bedrijven. De Wageningse studenten die zich druk maken om de marktgedreven universiteit, zijn een minderheid die doorgaans niet in de studentenraad zit. In die raad gaat het meer over de tweede sporthal dan over de zaaizaadsector en waterrechten in Peru.
De ideologisch bevlogen studenten in Wageningen zitten bij de Boerengroep, Jongeren Milieu Actief of in de organisatie van de Voedsel Anders-conferentie. Ze zijn niet op zoek naar invloed om de universiteit te veranderen, ze willen hun eigen wereld vormen. Het vertrek van Pablo Tittonell, die een alternatieve landbouwvisie presenteert naast die van de intensieve landbouw, leidt tot meer beroering onder studenten dan de laatste toekenning van onderzoekprojecten door de topsector AgriFood. De inhoudelijke debatten over landbouw, duurzaamheid en de biobased economy blijven doorgaan. En zolang de studenten kunnen blijven shoppen langs voldoende verschillende gezichtspunten van inspirerende docenten, weten ze de universiteit te vinden en te waarderen.