Dat bewijst ecoloog Fred de Boer (Resource Ecology Group) samen met zijn mede-auteurs in een artikel in Acta Zoologica. Hetzelfde geldt voor de slurf van een olifant en de grote lippen van sommige planteneters.
Ecologen proberen de ruimtelijke verspreiding van dieren te begrijpen. Waarom leven soorten op een bepaalde plek in een bepaalde dichtheid? ‘Dat kun je alleen begrijpen als het weet hoeveel voedsel er is, wat de kwaliteit daarvan is en hoeveel een dier nodig heeft’, legt De Boer uit. ‘Voor grazers weten we dat goed. Maar voor bladeters als olifanten en giraffes en snappen we daar nog vrijwel niets van. We weten niet precies hoeveel voedsel ’browsers’ per hap binnen krijgen en wat de kwaliteit daarvan is. Terwijl die dieren, zoals olifanten, een enorm effect hebben op het eco-systeem.’
Door klassieke observatie en metingen weten De Boer en collega’s nu een stuk meer. Van achttien soorten bladeters werd in het wild op de savannes van Zuid-Afrika het eetgedrag en de hapgrootte nauwgezet gemeten. De gegevens werden vervolgens gerelateerd aan morfologische kenmerken van de dieren, zoals de afmetingen van de schedel, de kaaklengte en de breedte van de snijtanden. Maar ook aan de lengte van de tong en lippen.
Hoe groter een dier, hoe meer het moet eten. Die natuurwet blijkt ook op te gaan voor grote planteneters. Het gewicht per hap eten blijkt rechtevenredig met het gewicht van de onderzochte dieren. Maar om aan zo’n hap te komen heeft de giraffe wel zijn lange tong nodig. Zonder die tong is het volume van de mond te klein om de natuurwet ‘bij te benen’. De tong als verlengstuk van de mond is dus essentieel. Hetzelfde geldt voor de slurf van de olifant.
Het door de tong toegenomen mondvolume compenseert volgens De Boer ook voor de mindere kwaliteit en het lagere voedselaanbod voor grote bladeters op de savanne. De dieren eten namelijk met de bladeren ook de onverteerbare stengels op. Er is daardoor in verhouding meer volume aan eten nodig voor dezelfde voedingswaarde.