Moderne verbrandingsinstallaties als die bij Alkmaar, Wijster en Harlingen moeten aan strenge emissienormen voldoen. In principe mogen er dus geen zware metalen als cadmium en kwik of organische stoffen als het kankerverwekkende dioxine vrijkomen. Maar hoe overtuig je de omgeving daarvan? Boeren bijvoorbeeld die zeker willen weten dat hun melk gezond is en hun gewassen vrij van smetten. ‘Mensen zien toch vierentwintig uur per dag en zeven dagen in de week zo’n witte rookpluim de lucht in gaan. Wat betekent dat nou voor onze groenten en gewassen’, vat Van Dijk die zorgen samen.
Biomonitoring is een overtuigende manier om de aanwezigheid van bepaalde stoffen aan te tonen
Chris van Dijk
Samen met adviesbureau RoyalHaskoning bedacht PRI een manier om de zorgen weg te nemen: biomonitoring. Laat een paar gevoelige voorbeeldplanten groeien en neem ze voortdurend de pols. ‘Biomonitoring is een overtuigende manier om de aanwezigheid van bepaalde stoffen aan te tonen’, legt Van Dijk uit. ‘Je kunt van alles gaan meten aan schoorsteenpluimen, maar nog beter is te gaan meten in planten zelf. De meting heeft vooral een signaalfunctie. Zolang de normen in de indicatorgewassen niet worden overschreden, is het aannemelijk dat de agrarische gewassen en producten uit de omgeving ook veilig zijn.’
Als geschikte indicatoren kozen Van Dijk en collega’s voor spinazie en boerenkool. Van beide planten is bekend dat ze cadmium, kwik en PAK’s makkelijk in hun bladeren opnemen. Spinazie groeit in het voorjaar en de zomer, kool in de herfst en winter. De planten groeiden in containers met schone grond, zodat eventuele verontreinigingen alleen via de lucht in de planten terecht konden komen. De planten werden bovendien daar neergezet waar de rookpluim meestal de grond raakt.
De resultaten zijn even saai als duidelijk en geruststellend. De gehaltes aan zware metalen en PAK’s zijn niet hoger dan het achtergrondniveau. De vuilverbranding heeft geen invloed op de kwaliteit van de groenten en gewassen in de omgeving. Ook de onderzochte melk van koeien die voornamelijk onder de rook van de fabriek hadden gegraasd,was schoon. Alleen het gras bij twee van de drie installaties bevatte vooral in de winter af en toe iets te veel fluor. Van Dijk: ‘Maar in termen van risico voor het vee speelt dat geen enkele rol.’