De maisrassen MON810 en NK603 van Monsanto zijn enkele van de best onderzochte maisrassen ter wereld. Ze zijn genetisch gemodificeerd. De ene heeft extra genen die de maisplant beschermen tegen een schadelijk insect, de ander heeft bacteriële genen die zorgen voor herbicide-tolerantie, ofwel bescherming tegen een onkruidmiddel Round-up. De eerste is toegelaten op de Europese markt, de tweede (nog) niet.
Beide rassen hebben een uitgebreide toelatingsprocedure achter de rug, maar de EU is huiverig om de gmo’s toe te laten. Een land als Nederland is niet tegen gmo’s, maar landen als Frankrijk en Oostenrijk zijn dit wel. Om de patstelling te doorbreken, laat Brussel extra onderzoek doen naar de veiligheidsbeoordeling van gmo’s in het algemeen en MON810-mais in het bijzonder. Daarom loopt nu het vierjarige EU-project GRACE: GMO Risk Assessment and Communication of Evidence.
In dat kader kijkt Rikilt-onderzoeker Esther Kok met Europese partners of de risicobeoordeling van gmo’s strookt met de laatste wetenschappelijke inzichten. Bovendien herhalen ze de gmo-test met MON810 op proefdieren in een zuiver academische setting, omdat de Europese Commissie aan de kritiek tegemoet wilde komen dat eerdere studies onvoldoende onafhankelijk uitgevoerd zouden zijn.
In de test werden 320 ratten verdeeld in verschillende groepen. Een deel van de dieren kreeg een dieet met 33% MON810-mais, een ander deel kreeg een dieet met 11% MON810-mais en 22% gewone mais, en de derde groep kreeg 33% gewone mais van de ouderlijn van MON810 of van een andere gewone mais. De maismaaltijden van MON810 werden daarbij vergeleken met de mais van de niet-gemodificeerde maisrassen. Van alle ratten namen de onderzoekers urine en bloedmonsters af, beoordeelden ze het gedrag en zochten naar afwijkingen in weefsels. Vorige maand publiceerden ze de resultaten in de Archives of Toxicology. Ze concluderen dat MON810 geen afwijkende waarden geeft bij de ratten.
Voor Esther Kok was dat geen verrassende conclusie. ‘In het verleden zijn er al meerdere rattenstudies met MON810 gedaan waarbij veredelingsbedrijven betrokken waren. Dat waren goed opgezette studies waar steeds niets uitkwam. Wij zijn in Nederland geen voorstander van dit soort 90-dagen-rattenstudies, want ze zijn ons inziens niet gevoelig genoeg. Maar de Europese Unie heeft deze studies sinds vorig jaar verplicht gesteld.’
Onder de noemer van GRACE staat ook nog een ratten-voedingsstudie van 1 jaar lang met MON810 en controlegroepen op stapel. Bovendien komt er een 2-jarige EU-studie naar de effecten van NK603, zegt Kok. Dat is eigenlijk een onderzoek naar aanleiding van het geruchtmakende gmo-onderzoek van de Fransman Seralini die in 2012 concludeerde dat ratten gezwellen krijgen van het langdurig eten van gmo-mais. Deze studie is later teruggetrokken door het wetenschappelijk tijdschrift vanwege breed gedragen kritiek op de opzet van de studie.
Kok zou verbaasd zijn wanneer uit deze nieuwe studie aanwijzingen komen voor schadelijke effecten. ‘Het onderzoek is nog niet afgerond, maar je kunt wel stellen dat er al heel veel onderzoek is gedaan aan deze gmo-rassen. Er is geen reden om te twijfelen aan die uitkomsten, maar om dat zeker te weten wordt deze studie uitgevoerd.. Eigenlijk staan deze vervolgstudies haaks op een richtlijn in de toxicologie: als je in kortdurende studies geen indicaties vindt voor een mogelijk schadelijk effect, doe je geen langdurige (chronische) studie. Dit soort rattenstudies zijn naar mijn idee te ongevoelig om een effect van gmo’s te meten. Op basis van eerder onderzoek verwacht ik dat er meer informatie te halen is uit analytisch onderzoek naar de effecten van genetische modificatie in de plant. Deze vergelijking tussen de toxicologische en analytische benadering is ook onderdeel van het GRACE-project.’
Het project GRACE, een verbond van Europese toxicologen en risico-beoordelaars, wordt gecoördineerd door het Duitse Julius Kuhn Institut.