Nieuw onderzoek van onderzoekers van de leerstoelgroep Natuurbeheer en plantenecologie, gepubliceerd in Nature Climate Change, laat zien dat de toendra kwetsbaarder is dan eerder werd gedacht.
Monique Heijmans en collega’s deden een experiment in Jakoetië, in de toendra van Oost-Siberië, een flink eind ten noorden van de poolcirkel. De gemiddelde temperatuur is daar dertien graden onder nul. In het onherbergzame landschap verwijderden ze de lage struikjes en keken in de daarop volgende jaren naar het effect. Door het ontbreken van schaduw en warmte-isolatie van de struikjes warmde de bodem in de zomer op en smolt de bovenste laag van het onderliggende ijs. Binnen vijf jaar zakte de bodem daardoor ruim dertig centimeter. In de winter bleef in de kuilen meer sneeuw liggen, in de zomer juist meer water, waardoor er meertjes ontstonden. Heijmans legt uit dat de meertjes het proces versnellen: ‘De sneeuw isoleert in de winter, waardoor het permafrost minder afkoelt. In de zomer zorgt het donkere water ervoor dat meer warmte van de zon wordt opgenomen, wat het proces versnelt.’
Tweede kamer
Verstoring van de vegetatie van de toendra, zoals in West-Siberië en Alaska gebeurt door olie- en gaswinning, kan dus een proces in gang zetten waardoor het permafrost smelt. Heijmans: ‘Een dikke ijslaag bij min dertien graden gemiddeld lijkt een heel stabiel systeem. Maar er is dus weinig voor nodig om een kettingreactie in gang te zetten waardoor het permafrost smelt. Onze aanbeveling is om geen menselijke activiteiten in het poolgebied toe te laten.’ Het Wageningse onderzoek was aanleiding voor een motie in de Tweede Kamer tijdens het recente debat over klimaatbeleid. In de motie roepen de Partij van de Dieren en de SP de regering op te pleiten voor het vrijwaren van de Arctische regio van olie- en gaswinning.