De door de oermens bekraste schelp uit de collectie van Naturalis was vorige week wereldnieuws. Een mooi Nederlands archeologisch succes. Minder aandacht was er voor misschien wel het meest cruciale onderdeel van de studie: de datering van de schelp. Hoe weten wij dat die schelp minstens 430.000 jaar oud is? Dat is Wageningse werk van Wallinga en zijn groep.
Wallinga leidt het door hem opgezette Nederlands Centrum voor Luminescentie in Atlas. Hij leeft al jaren met het geheim van de homo erectus. De zigzag-krassen op de schelp werden zeven jaar geleden al ontdekt door een Australische onderzoeker. Het gaat om schelpen uit de Dubois-collectie, genoemd naar de Nederlanse paleontoloog Eugene Dubois, de ontdekker van de homo erectus. Dubois groef de schelpen vanaf 1890 op in de bedding van de Javaanse rivier de Solo. Het is dezelfde plek waar hij ook de resten van de homo-erectus vond.
Wallinga raakte vijf jaar geleden bij het onderzoek betrokken. ‘Het was toen al duidelijk hoe belangrijk die krassen konden zijn en hoe cruciaal de datering zou worden.’ Luminescentie maakt gebruik van een signaal dat in afgedekte zandkorrels wordt opgebouwd onder invloed van natuurlijke radioactiviteit in de bodem. Wallinga kan dat signaal vrijmaken, meten en er een tijd aan koppelen. Dat wil zeggen: de tijd die is verstreken sinds het zand aan het daglicht werd onttrokken. Licht vernietigt het signaal.
De schelpen liggen al ruim honderd jaar in Naturalis. Toch is luminescentie nog goed toepasbaar. Het dateringsteam gebruikte daarvoor de brokken samengekoekt sediment binnenin de schelp. Ze schraapten de buitenste lagen weg, konden zo bij het materiaal met het intacte signaal en lazenhet ‘zandgeheugen’ uit. Het resultaat is spectaculair. De krassen moeten minstens 430.000 jaar oud zijn. Met een andere techniek werd de bovengrens bepaald op 540.000 jaar. Dat oudst bekende graveringen tot nu toe waren van de homo sapiens in Afrika die dateren van zo’n 100.000 jaar geleden.
Wallinga is trots dat hij heeft meegewerkt aan zo’n doorbraak in de archeologische wetenschap. ‘Dit is een doorbraak in hoe we tegen de ontwikkeling van de mens aan kijken en wat voor stappen op welk moment zijn gezet.’ Het onderzoek smaakt naar meer. ‘We zouden dolgraag naar de plek van de opgraving toe willen. Er ligt nog veel meer. Het streven is om zoiets in gang te zetten.’
Het artikel vind je hier