Webb gebruikte een nieuwe methodiek om de sterkte van hun voorkeur voor ruwvoersoorten zoals hooi en stro te kunnen bepalen. In één van haar experimenten trainde ze kalveren om te werken voor ruwvoer. In een testruimte konden kalveren twee soorten ruwvoer bemachtigen, één soort links en een andere soort rechts, met aan elke kant een ‘knop’ die door het kalf met de snuit ingedrukt kon worden. Om het ruwvoer te bemachtigen, moesten de kalveren op één van de twee knoppen drukken en zo een keuze maken voor het ruwvoer dat hun voorkeur had. Het vereiste aantal keren drukken varieerde per ruwvoersoort, waardoor Webb inzicht kreeg in de sterkte van hun voorkeur. Ze vond dat kalveren liever lang hooi dan kort geknipt hooi eten. En de kalveren werkten harder voor hooi dan voor stro.
In een ander experiment, waarbij kalveren van jongs af aan vrij konden kiezen uit kunstmelk, krachtvoer en drie soorten ruwvoer, bleken de voorkeuren van de kalveren sterk uiteen te lopen. Dit maakt het lastig om een algemene voerstrategie voor kalverhouders aan te bevelen, stelt Webb. Ze concludeert dat een vleeskalf van 6 maanden dagelijks de beschikking moet hebben over twee kilo krachtvoer en één kilo ruwvoer, naast de kunstmelk die ze krijgen. Maar om het welzijn van alle kalveren te verbeteren, kunnen de dieren het beste zèlf kiezen wat, wanneer en hoeveel ze willen eten. Zo kunnen voer-gerelateerde gedragsproblemen bij kalveren grotendeels voorkomen worden.
Kalveren kregen in het verleden vooral kunstmelk en weinig vast voer. Daardoor konden ze hun natuurlijke kauwbehoefte niet uiten en gingen ze schijnkauwen, tongrollen of excessief likken en bijten aan stangen in de stal. In de praktijk voeren de kalverhouders de kalveren inmiddels een mengsel van krachtvoer en kort stro, doorgaans ongeveer 2 kilo per dier per dag. Het onderzoek van Webb heeft aan deze welzijnsverbetering bijgedragen, aldus haar begeleider Eddie Bokkers.
Laura Webb promoveert op 31 oktober bij Imke de Boer, hoogleraar Dierlijke Productiesystemen.