Cacao-boeren in Ghana
De Ghanese onderzoeker William Quarmine promoveerde eerder dit jaar in Wageningen op de prijsvorming van cacao in Ghana. Hij ging na hoe de nationale cacao-opkoper Cocobod de prijs vaststelde op basis van de wereldmarktprijs en daar allerlei toeslagen voor bijvoorbeeld bestrijdingsmiddelen vanaf haalde. Quarmine constateerde dat de prijsschommelingen voor cacao nadelig uitpakten voor de boeren en adviseerde om de cacaoprijs te stabiliseren.
Maar dat was niet de enige ‘oogst’ van het cacao-onderzoek. Richard Adu-Acheampong werkte tijdens het onderzoek als postdoc bij het Cocoa Research Institute of Ghana en bij Cocobod. Hij stelde een innovatieplatform samen met belangrijke ketenpartners om na te gaan hoe de prijsvorming beter kon voor de 800.000 Ghanese cacaoboeren. Dat leidde tot de herintroductie van een kwaliteitsbonus voor goede cacao en een forse besparing op de uitgaven voor bestrijdingsmiddelen. Al met al leidde dat tot een prijsstijging van 33% voor Ghanese cacao en een flinke stijging van de productie tussen 2002 en 2010, stelde Adu afgelopen week in Wageningen.
‘De cacaoboeren bewaarden en vervoerden de cacao niet goed, waardoor de kwaliteit achteruit ging’, stelde Adu. ‘Dat kwam omdat er een vastgestelde opkoopprijs was, zonder onderscheid in kwaliteit. Bovendien roomde de Cacao Board teveel geld af voor pesticiden. Daar hadden de cacaoboeren geen invloed op, maar via het innovatieplatform hebben we de minister van landbouw overtuigd dat de afdracht veel lager kon.’ Adu was aanwezig bij de slotmeeting van COS-SIS, een onderzoekprogramma van Wageningen UR en het ministerie van Buitenlandse Zaken om de positie van kleinschalige boeren in West-Afrika te verbeteren via innovatiesystemen.
Niet alleen de Ghanese cacaoboeren hadden baat bij het Wageningse programma, ook de producenten van palmolie in Ghana. Promovendus Cherity Osei-Amponsah ontdekte dat de palmolie voornamelijk wordt verbouwd door ongeschoolde vrouwen die een lage prijs ontvangen voor de olie. Een van de redenen was dat de vrouwen de palmolie lieten rotten op stapels in het veld, omdat het verhaal ging dat dit de olieconcentratie verhoogde. Osei deed een proef om de vrouwen te laten inzien dat dat niet waar was. Bovendien verbeterde ze de verwerking en markttoegang van de palmolie via een innovatieplatform.
Osei had tijdens de bijeenkomst in Wageningen op 25 september nog geen cijfers wat haar actie-onderzoek de olieproducenten opleverde. ‘Een betere prijs organiseren kost tijd. Je moet vertrouwen winnen in de productieketen en je moet omgaan met de lokale kennis en machtsverhoudingen.’ Arnold van Huis, coordinator van COS-SIS, kan ook niet in geld aangeven wat het onderzoek de olieproducenten heeft opgeleverd. Cherity Osei vond dat dit type onderzoek moet worden beoordeeld met een ‘field impact factor’, zoals gangbaar onderzoek wordt beoordeeld met een journal impact factor.
Het COS-SIS programma liep vorig jaar af en zoekt op dit moment naar vervolgfinanciering. Van Huis heeft zijn hoop gevestigd op Wageningen UR, die op dit moment een nieuw strategisch plan opstelt. De multidisciplinaire en probleemgerichte aanpak van COS-SIS is inmiddels geadopteerd door CORAF, het West-Afrikaanse instituut voor landbouwkundig onderzoek, en twee Ghanese onderzoeksinstituten gebruiken de aanpak in hun onderwijsprogrammering.