Als kind genoot Jane Goodall al van de dieren en de natuur rondom haar ouderlijk huis in Engeland. Een boekje over Tarzan wekte haar interesse in Afrika, waarna doorzettingsvermogen en geluk Goodall naar het Gombe Stream National Park in Tanzania brachten. Hier begon ze met het chimpansee-onderzoek dat haar beroemd zou maken. Zo ontdekte ze dat de mensapen gereedschap gebruiken, jagen op kleinere apen en zelfs een soort van oorlog voeren.In Gombe leefde Goodall naar eigen zeggen in het paradijs, totdat ze zich realiseerde hoe snel het leefgebied van de chimpansee aan het verdwijnen is. Ze besluit dan om haar onderzoeksproject achter zich te laten en de strijd aan te gaan voor het behoud van ecosystemen en biodiversiteit. Daarvoor reist ze driehonderd dagen per jaar de wereld rond. Om mensen te doordringen van het belang van deze strijd neemt ze in haar meest recente boek Seeds of Hope lezers mee op een reis door het plantenrijk. Resource sprak met haar enkele dagen voordat ze in Wageningen een uitverkochte Waaierzaal toesprak.
Met de Jane Goodall Institutes strijdt u tegen het verdwijnen van natuurgebieden, vooral in Afrika. Hoe is dit ooit begonnen?‘Ons programma ontstond toen ik in 1991 over het Gombe National Park vloog. Ik wist natuurlijk dat buiten het park ontbossing plaatsvond, maar ik was niet voorbereid om kale heuvels te zien waar vroeger allemaal bos was. Op plekken die voorheen chimpanseehabitat waren, zag ik nu uitgeputte landbouwgrond waarop meer mensen leefden dan het land kon ondersteunen.’
Heeft u toen het verband gelegd tussen habitatvernietiging en armoede?‘Zeker. Armoedebestrijding en onderwijs zijn cruciale schakels in dit probleem. Ik realiseerde me destijds dat we de chimpansees in het regenwoud niet konden redden als de mensen erom heen zoveel moeite hebben om te overleven. Daarom werken we met dorpsbewoners om het oerwoud te beschermen. In overleg met hen introduceerden we daar veranderingen, zoals microkredieten en het inzicht om meisjes langer op school te houden. Uiteindelijk loonde dit. De bewoners leerden ons te vertrouwen en ze hielden land apart rondom het park om het te laten herstellen.’
Naast armoede signaleert u nog andere structurele problemen die de natuurvernietiging aanjagen. ‘We moeten momenteel inderdaad drie grote problemen onder ogen zien. De eerste ervan is extreme armoede, die zorgt dat mensen de laatste boom omhakken om te zorgen voor voedsel en brandstof voor zichzelf en hun familie. Het tweede – en veel lastigere probleem – is het hebberige en zelfzuchtige gedrag van mensen die meer bezitten dan ze nodig hebben. Ten slotte is er bevolkingsgroei, een onderwerp waar veel natuurbeschermingsorganisaties niet over willen praten omdat het politiek gevoelig ligt. Maar wij praten erover in Afrikaanse dorpen en stuiten daar nooit op weerstand. Het is juist angstaanjagend om te zien hoeveel kinderen ze hebben. Mensen zeggen dan altijd dat het hun cultuur om zoveel kinderen te hebben. Maar culturen veranderen en in een tijd als deze is dat ook noodzakelijk.’
In uw boek Seeds of Hope neemt u fel stelling tegen het gebruik van genetisch gemodificeerde organismen (GGO’s). Louise Fresco, aankomend collegevoorzitter van Wageningen UR, brak vorig jaar in Science nog een lans voor eenvoudiger toelating van GGO’s. Landbouw met meer opbrengst per hectare kan helpen de druk op natuurlijke ecosystemen te verlichten. Waarom heeft Fresco volgens u dan toch ongelijk?
‘Ik zeg niet dat zij het mis heeft. In het boek praat ik alleen over de wetenschap van het daadwerkelijk veranderen van de planten; de manier waarop het gen er in wordt geplaatst en de langetermijneffecten die dat heeft op het milieu en mogelijk op de menselijke gezondheid. Ik roep op om na te denken over deze langetermijneffecten.’
Toch waren bij een een recent debat in Wageningen zowel voorstanders als criticasters het erover eens dat er nu geen bewijs is dat GGO’s gevaarlijk zijn voor mens en dier.
‘Dat kunnen ze niet zeggen Er is zoveel bewijs voor en ik heb het allemaal op een rijtje gezet. Je ziet die effecten bij alle geteste dieren, zeker over langere tijd. Dit zijn feiten en omdat dit niet mijn vakgebied is, heb ik die feiten laten checken door deskundigen op dit terrein.’
In Seeds of Hope schetst u hoe uw kindertijd in de buitenlucht en tussen de dieren zorgde voor een blijvende liefde voor de natuur. Denkt u dat zo’n jeugd minder gebruikelijk zal worden nu kinderen continu beschikking hebben over internet, spelcomputers en smartphones?
‘Zo’n jeugd is al minder gebruikelijk en dat is erg angstaanjagend. Als je immers nooit de kans hebt gehad om met de natuur om te gaan en er niets van af weet, dan geef je er ook niet om. Een van de doelen van onze jeugdorganisatie Roots and Shoots is om kinderen naar buiten te krijgen. En als dat niet kan, omdat ze bijvoorbeeld in een binnenstad wonen, willen we de natuur het klaslokaal in brengen.’
In Wageningen spreekt u voor een zaal met veel ‘groene’ studenten. Wat is uw belangrijkste advies aan hen die willen gaan bijdragen aan een betere wereld?
‘Dat verschilt per student, afhankelijk van wat hun passie is. Zorg in ieder geval dat je aan de slag gaat met hetgeen je interesseert en niet met iets waarvan je wordt verteld dat het belangrijk is. Verder adviseer ik iedereen om na te denken over de consequenties van kleine, alledaagse keuzes: wat we kopen, wat we dragen en hoe het is gemaakt. We moeten ons afvragen of een product schade toebrengt aan het milieu, of er dieren voor geleden hebben en wat de gevolgen zijn voor onze gezondheid. Als individuele persoon lijkt zo’n keuze misschien geen verschil te maken. We zijn echter niet één persoon, maar één te midden van miljarden. En we gaan in de goede richting als miljarden mensen ethische keuzes maken.’