Nachtvlinders heten niet voor niks nachtvlinders. Ze leven ’s nachts als het buiten donker is. Maar hun aantal holt achteruit. Ecoloog Van Geffen deed een serie proeven om uit te zoeken of het overvloedig gebruik van kunstlicht daar mee te te maken heeft. Daartoe keek hij naar de invloed van licht op de groei van rupsen. Hij zette jonge rupsen van het kooluiltje onder verschillende kleuren licht: wit, rood en groen licht. Met het donker als ‘blanco’. Maar een effect bleef gek genoeg uit. Van Geffen: ‘Kooluiltjes zijn nachtactief. Ik verwachtte dus dat ze onder licht minder zouden groeien. Dat was niet zo. Ze groeiden even hard als de rupsen waar geen licht op stond.’
Het venijn zat ‘m evenwel in de staart. Rupsen verpoppen en uit die pop komt een vlinder. Onder normale omstandigheden komen kooluiltjes tot twee generaties in een seizoen. De najaarsgeneratie poppen gaat de zogeheten diapauze in, een ruststadium, in afwachting van het voorjaar. De afnemende daglengte is de trigger om in diapauze te gaan. Van Geffen kwam tot de verrassende ontdekking dat kunstlicht de kooluiltjes in de war brengt. ‘Als je er een lampje boven hangt komen ze maanden eerder uit hun popstadium. Kennelijk is kunstlicht sterk genoeg om de beestjes uit diapauze te houden.’
Als je er een lampje boven houdt, komen ze maanden eerder uit hun popstadium
Koert van Geffen
Maar er is meer. Licht grijpt al in een veel eerder stadium van het voortplantingsproces beslissend in. Kooluilvrouwtjes gebruiken seksferomonen om mannetjes aan te trekken om mee te paren. Van Geffen onderzocht wat licht doet met de productie van die lokstoffen. Het resultaat is verontrustend. De productie valt niet alleen grotendeels stil, licht beïnvloedt ook de samenstelling van het feromonenpalet dat vrouwtjes aanmaken. Van Geffen: ‘Onder licht blijkt een van de aantrekkende stoffen minder te worden aangemaakt. Van een andere stof, die voor kooluiltjes afstotend werkt, wordt juist meer gemaakt.’ De gevolgen in de natuur laten zich raden. Als vrouwtjes het vermogen verliezen om een partner aan te trekken, is het met de voorplanting gedaan.
Van Geffen deed zijn proeven in het lab. Maar ook buiten het lab lijkt dit effect er te zijn. Hij onderzocht dat door naar het paringssucces van de kleine wintervlinder te kijken. In het Dassenbos op de campus hing hij een lamp in een boom en ving vervolgens de (vleugelloze) vrouwtjes. In het donker bleek de helft van de gevangen vrouwtjes te zijn bevrucht, onder groen licht was dat nog maar een fractie. De resultaten van Van Geffen zijn alarmerend. Toch waakt hij voor al te stellige conclusies. ‘Ik moet voorzichtig zijn met de bewering dat kunstlicht verantwoordelijk is voor de sterke achteruitgang van het aantal nachtvlinders. Maar dit zijn wel sterke aanwijzingen. Dit zijn mechanismen die die achteruitgang kunnen verklaren.’