Meeldauw bij druiven
Meeldauw, een hardnekkige schimmelziekte in granen en tuinbouwgewassen, wordt op dit moment vooral met chemische middelen bestreden. Het project Biocomes zoekt naar biologische alternatieven. De groep van projectleider Jürgen Köhl van PRI gaat op zoek naar andere schimmels die de meeldauwschimmel elimineren. Het nieuwe biologisch bestrijdingsmiddel moet effectief, goed te produceren en te bewaren, veilig voor mens en milieu en goedkoop zijn.
Biocomes heeft 9 miljoen euro (75% van de projectkosten) van de EU ontvangen om 11 biologische bestrijdingsmiddelen te ontwikkelen. Daarbij moeten we denken aan insecten, nematoden, bacteriën, schimmels en virussen die als antagonist kunnen dienen van schadelijke plagen en ziekteverwekkers. Steeds gaat een bedrijf samen met een onderzoeksgroep aan de slag om het biologische middel te ontwikkelen en op de markt te brengen. Naast meeldauw gaat het bijvoorbeeld om vruchtrot in de fruitteelt en de dennensnuitkever in de bosbouw. Het project telt 27 partners uit 14 EU-landen.
Köhl heeft drie jaar geleden een methode ontwikkeld om uit honderden schimmels een selectie te maken van kansrijke biologische gewasbeschermers. Die methode heeft hij al succesvol toegepast bij het vinden van een biologisch middel tegen appelschurft, net als meeldauw een schimmelziekte. Hij gaat nu op zoek naar schimmels tegen meeldauw. Als de biologische bestrijders tegen meeldauw zijn gevonden, worden ze uitgetest op proefvelden in Lelystad en Zweden.
‘De Europese Unie wil het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen terugdringen en het Integrated Pest Management bevorderen’, licht Köhl toe. Hij heeft de deelnemende bedrijven en kennisinstituten bij elkaar gebracht. ‘De bedrijven maken al succesvol business met biologische bestrijders in verschillende landen. De meeste bedrijven zijn MKB-ers die met de EU-steun versneld nieuwe producten kunnen ontwikkelen.’ De afzet van biologische bestrijdingsmiddelen groeit de laatste jaren met 15% per jaar. Toch is de ontwikkeling van biologische bestrijders niet eenvoudig, vanwege de hoge ontwikkelings- en registratiekosten.
DLO is penvoerder van het Europese project. ‘Je neemt dan een risico’, zegt Köhl, ‘want je investeert veel tijd in het projectvoorstel, terwijl je nog niet weet of het wordt toegekend. Maar je moet als PRI af en toe penvoerder zijn om in the picture te blijven in het Europese onderzoeksveld. Bovendien is het leuk om het project te coördineren.’ Het project levert PRI 1,4 miljoen euro op voor een periode van 4 jaar. Dat geld is niet alleen voor onderzoek, maar ook voor coördinatie en communicatie.