Voor Sander Kersten bracht 2013 op de valreep nog een onaangename verrassing. Zoals vaker googelde de voedingswetenschapper op zijn onderwerp, het eiwit Angptl4. Daar trof hij een artikel aan dat zijn aandacht trok: een matig schrijfsel van een voormalige masterstudent van hem, met vertrouwelijke data uit Kerstens lab én de naam van zijn vakgroep erbij. Het artikel was gepubliceerd in een open acces tijdschrift van twijfelachtig allooi, maar wekte de indruk een serieus onderzoeksdocument te zijn. Een verbijsterde Kersten nam contact op met zijn voormalige student, een Jemeniet die inmiddels in zijn Maleisië woonde. Kersten: ‘Hij reageerde verrast. Naar eigen zeggen verkeerde hij in de veronderstelling dat hij de data mocht publiceren, met een verwijzing naar Wageningen. Dat de academische mores dat verbieden bleek nieuw voor hem.’ Maar Kersten twijfelt aan het verhaal. ‘Ik vind het moeilijk te bepalen in welke mate hij deze onwetendheid veinst.’
Open kaart
Kerstens ervaring is een typisch voorbeeld van een rogue publicatie, waarbij een onderzoeker, meestal een promovendus, buiten medeweten van de afdeling in een wetenschappelijk tijdschrift publiceert. De overtreder lapt daarbij vaak alle regels en mores aan zijn laars: vertrouwelijke of onvolledige onderzoeksdata worden zonder gene opgevoerd om de publicatie op te tuigen, net als de namen van begeleiders, de leerstoelgroep en de universiteit. Helaas zijn zulke voorvallen geen uitzondering meer. In een eigen onderzoek vond Resource naast Kersten nog zes andere Wageningse onderzoekers die dit overkwam. Een van hen is Cees Leeuwis, hoogleraar Kennis, technologie en innovatie. Hij ontdekte afgelopen december dat een PhD-student op eigen houtje een achtergrondartikel had gepubliceerd. ‘Ik zou zeker geen toestemming hebben gegeven,’ zegt hij, ‘want in mijn ogen rammelt het stuk.’
Wanneer je familie afhankelijk is van jouw succes als wetenschapper dan gelden er andere wetten
Ondertussen heeft hij de student, die al was teruggekeerd naar zijn vaderland Benin, een reprimande gegeven. Ook wil hij nog actie ondernemen tegen het tijdschrift. Soms geven studenten toe welbewust te hebben gehandeld. Bijvoorbeeld bij Maarten Jongsma, senior onderzoeker bij Plant Research International, die in een publicatie van een gastmedewerker allerlei voorlopige data aantrof. Op een boze mail reageerde de onderzoeker door open kaart te spelen. Het speet hem bijzonder, zo schreef hij, maar hij moest echt een publicatie hebben voor de deadline van zijn promotie. De consequenties van eventueel falen waren voor hem niet te overzien. De man had bewust geen contact opgenomen met Jongsma over de publicatie, aangezien hij wel wist dat die nooit toestemming zou geven.
Corruptie
Het verhaal van Jongsma raakt aan een van de oorzaken van deze specifieke vorm van wangedrag: de enorme druk die op de schouders rust van studenten en jonge onderzoekers uit opkomende landen. In landen als China zijn promotiekansen en soms zelfs salaris direct afhankelijk van het aantal binnengehaalde publicaties en hun impact. Sander Kersten kent deze situatie waarin veel van deze studenten verkeren, en kan zich dan ook enigszins inleven: ‘Wanneer je hele familie afhankelijk is van jouw succes als wetenschapper, en je leeft in een land vol corruptie en zonder sociaal vangnet, dan gelden er andere wetten.’ Grensoverschrijdend gedrag ligt volgens hem dan op de loer. Wat ook niet meehelpt is dat het slachtoffer, een Wageningse prof, zich duizenden kilometers verderop bevindt en niet zomaar voor de deur kan staan.
Een ander probleem is dat de regels niet helemaal duidelijk zijn voor PhD-studenten, en vaak gebaseerd zijn op afspraken en gewoontes. Data zijn doorgaans eigendom van de vakgroep waar ze worden verzameld en publiceren mag alleen met toestemming van de groepsleider. Maar zonder goede afspraken is het eigendom juridisch minder duidelijk. Het is dan mogelijk dat het auteursrecht toch berust bij diegene die de data heeft verzameld. ‘Er bestaat sowieso veel onduidelijkheid over eigendom van data,’ zegt Wouter Gerritsma, informatiespecialist bij de WUR-bibliotheek en zelf ook ooit slachtoffer van een rogue publicatie . Om ellende te voorkomen raadt hij onderzoekers aan dit ‘in godsnaam vooraf duidelijk vast te leggen.’ Dat kan schriftelijk, maar nog liever in een officieel contract. In de universitaire CAO en in standaardcontracten is het eigendom en de geheimhouding van resultaten wel geregeld. Al betekent dit natuurlijk niet dat iedereen zich er aan houdt.
Patent
Wetenschappelijke tijdschriften kunnen een rol spelen bij het voorkomen van ongeoorloofde publicaties. De gerenommeerde namen doen dat ook, weet Gerritsma. Wetenschappelijke tijdschriften controleren volgens hem steeds strenger. ‘Het was altijd voldoende wanneer de corresponderende auteur garandeerde dat iedereen achter de inhoud staat. Maar steeds meer bladen willen van elke auteur een handtekening, of stellen elke onderzoeker in ieder geval op de hoogte met een mail. Ook zie je in steeds meer bladen zogeheten film credits, die de lezer precies laten zien wat ieders bijdrage is.’ Toch blijkt het eenvoudig om hier een weg omheen te vinden. Naast de gevestigde uitgevers zijn er de laatste jaren grote aantallen malafide uitgevers die een graantje meepikken van de open access-revolutie. Omdat bij open access niet de lezer betaalt maar de auteur, publiceren zij zoveel mogelijk van wat ze binnenkrijgen.
Intussen kunnen de gevolgen soms groot zijn. Het onderzoek waarover de student van Maarten Jongsma publiceerde, zat nog in een vroeg stadium, maar toch noemde het een mogelijk interessante toepassing. Een patent aanvragen is hierdoor onmogelijk geworden, aangezien alleen volledig origineel en onbekend werk een patent krijgt. In andere gevallen lijken de negatieve gevolgen mee te vallen omdat de betreffende tijdschriften niet tot meest geraadpleegde behoren. Toch balen alle getroffen wetenschappers ervan dat ergens op internet een slecht paper rondzwerft met hun naam erop. En de onderzoekers hebben er een hard hoofd in dat ze het artikel terug getrokken krijgen. Roofuitgevers lijken immers niet erg druk met het herstellen van misdragingen zodat mailwisselingen meestal op niets uitlopen. Illustratief is de poging van Jongsma. Na een uiteenzetting over de ethische problemen rondom de publicatie krijgt hij een eenregelig antwoord: ‘It is not possible to withdraw any manuscript after publication.’
Illustratie: Kito