‘Mijn stage begon meteen goed: bij mijn aankomst op zondagavond kreeg ik te horen dat ik geacht werd om de volgende dag twaalf Ecuadoriaanse studenten de nodige interviewtechnieken bij te brengen. Met een enorme jetlag moest ik alles die nacht nog voorbereiden. Mijn stage hield in dat ik een PhD-studente hielp met haar onderzoek naar de oorzaken van chronische ondervoeding bij jonge kinderen. Ik zag bij onze eerste ontmoeting echter dat ze hoogzwanger was en vroeg me direct af hoe ze mij de komende vier maanden zou gaan begeleiden. Maar goed, toch maar aan de slag.
Het werk was best stressvol: we maakten dagen van veertien uur, waarbij moeders werden geïnterviewd en ik in een hoekje van het klaslokaal zat om dat proces te checken. Ik kende alleen geen Spaans, waardoor ik de data van de interviews niet kon lezen. Gaandeweg heb ik met een woordenboek naast de data Spaans geleerd. De studenten interviewden allemaal tegelijk in dat ene klaslokaal, dus het was nogal een chaos: moeders gaven tijdens het interview borstvoeding, kinderen renden rond. Soms kwamen de moeders niet opdagen, dan moesten de studenten naar hen thuis omdat ze een vast aantal interviews per dag moesten afnemen.
Die chaos duurde drie weken. Daarna werd het nog erger. De zwangerschap van de PhD-studente verliep uiteindelijk moeizaam en ook de bevalling ging niet zonder complicaties, mogelijke door de gigantische stress van het onderzoek. Daardoor moesten we het de rest van de tijd zonder begeleider stellen en zelf uitzoeken hoe we de data moesten invoeren en analyseren. Met veel ge-skype en ge-email met mijn begeleider uit Nederland is het uiteindelijk gelukt.
Naast mijn stage heb ik zo veel als ik kon door Ecuador gereisd. Elke ochtend zag ik vanuit mijn kamer de Cotopaxi, een 5897 meter hoge vulkaan. Ik móest hem gewoon beklimmen en na mijn stage had ik daarvoor de gelegenheid. In het basecamp werd ik echter ziek. Continu overgevend ben ik wel verder gegaan, maar een uur voor de top besefte ik dat het waarschijnlijk verstandig was terug te keren. Ik ben nog op eigen kracht in Quito gekomen, maar moest vervolgens opgenomen worden in het ziekenhuis. Gelukkig hoefde ik maar één nachtje aan het infuus. Een parasiet bleek de boosdoener.’