De Economentop is een initiatief van economenvakblad ESB (Economisch Statistische Berichten). De ranglijst wordt opgemaakt op basis van de wetenschappelijke productie van de afgelopen vijf jaar. Het aantal artikelen, het aantal medeauteurs en de invloed van het werk worden verrekend in een eindscore. Oude Lansink haalde de afgelopen paar jaar de ranglijst niet, maar staat nu ineens op plek acht.
Is Oude Lansink ineens zo goed geworden? Nee, zegt jij zelf. Dat wil zeggen: hij is wel goed, maar de notering komt niet uit de lucht vallen. De opstellers van de ranglijst hebben een iets andere berekening toegepast. Die komt er volgens Oude Lansink op neer dat artikelen in toptijdschriften minder hard aantikken dan voorheen. Veelschrijvers komen hierdoor eerder bovendrijven. Oude Lansink publiceerde vorig jaar 23 artikelen.
Dat aantal wijkt niet wezenlijk af van de productie in 2011, toen hij er 19 gepubliceerd kreeg. Met de nieuwe manier van berekenen zou hij toen ook al in de top tien hebben gestaan. Oude Lansink heeft vijfentwintig promovendi onder zijn hoede. ‘Dat speelt zeker ook een rol’, erkent hij, ‘maar het is niet het enige. Wij hebben een leerstoelgroep waar een publicatiecultuur is.’
Ik vind het vooral leuk dat Wageningen zo goed scoort
Alfons Oude Lansink
Oude Lansink is blij met zijn hoge notering. ‘Het is leuk dat ik er in sta. Maar ik vind het vooral leuk dat Wageningen zo goed scoort. Voor zo’n kleine groep als wij zijn is dat opmerkelijk.’ Wageningen UR staat zesde, na Tilburg, Rotterdam, Groningen, VU en UvA. Maar dus voor de veel grotere groep Maastrichtse economen en die van Eindhoven, Nijmegen en Utrecht.
Wageningen heeft drie economen in de Top 40. Naast Oude Lansink zijn dat de hoogleraren Erwin Bulte (14-de, Ontwikkelingseconomie) en Hans van Trijp (38-ste, Marktkunde en consumentengedrag). Bulte reikte in 2007 tot de tweede plek en werd een jaar later derde (achter Diederik Stapel). In 2006 had Wageningen een topjaar met twee toptien-noteringen: Aalt Dijkhuizen op één en Ruud Huirne op negen.