Tekst Martin Woestenburg
De Oekraïne was in de Sovjetperiode de graanschuur van de communisten. Op de Krim zijn de collectief georganiseerde kolchozen verworden tot boerendorpen die vooral gericht zijn op zelfvoorziening en vaak alleen maar geïnteresseerd in het overleven met de middelen die ze hebben. Onderzoekers van Alterra, het LEI en het ILRI en praktijkmensen uit de Nederlandse landbouw laten de Oekraïners vooral zien hoe in Nederland samenwerking leidt tot een meer leefbaar en economisch succesvol boerenbestaan. De Oekraïense boeren hebben één voordeel: de nieuwe markt voor biologische landbouw ligt voor hen open, want geld voor kunstmest en bestrijdingsmiddelen hebben ze niet.
De irrigatiewerken in zuidelijk Oekraïne zijn zoals veel communistische bouwwerken enorm. De irrigatiesystemen Kakhovska en Northern Crimean Canal (NCC) pompen het water vanaf de Dnjepr naar de Krim, en bedienen een miljoen hectare landbouwgrond die bestaat uit vele twee- tot vierduizend hectare grote kolchozen. Het belangrijkste irrigatiekanaal van de NCC is 402 kilometer lang, ontworpen voor een doorvoer van 380 kubieke meter water per seconde, ook bergopwaarts, en dient tot irrigatie van een gebied van ongeveer driehonderdduizend hectare.
Toen Oekraïne nog deel uitmaakte van de Sovjet Unie was het land de graanschuur van de communistische republiek, beroemd om de zeer vruchtbare, donkere bodem. Sinds de ineenstorting van het Sovjetregiem zijn de opbrengsten echter dramatisch gedaald. Ir Gerbert Roerink van het Centrum voor Geo-informatie kan dat heel goed laten zien aan de hand van satellietbeelden. Op de satellietfoto uit augustus 1992 is het gebied van de NCC helemaal rood van de geïrrigeerde gewassen als alfalfa, maïs en rijst, maar op de foto uit augustus 2001 is het rood bijna compleet verdwenen.
De satellietfoto’s van Roerink maken deel uit van de eerste probleemanalyse die Alterra, het LEI en het ILRI maakte van de irrigatieproblematiek in de Oekraïne, het project Water Management Ukraine (Watermuk), gefinancierd het programma Partners voor Water van de ministeries van Verkeer en Waterstaat, Buitenlandse Zaken, Ontwikkelingssamenwerking, Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. De eerste kennismaking met de Oekraïense partners van het Institute of Hydraulic Engineering and Land Reclamation (IHELR) en de universiteit vond plaats in januari 2001. Sindsdien is Roerink projectleider van een enorm uitgegroeid project, waarbij naast de drie onderzoeksinstituten een complete afspiegeling van de Nederlandse landbouwwereld is betrokken: Waterschap Groot Salland, Rijkswaterstaat, DLG, DLV, de consultancytak van de Rabobank, DHW, en Wetlands International.
Achterblijvers
De problemen zijn ook veel breder dan het irrigatiesystemen alleen, aldus Roerink. Met de ineenstorting van de Sovjet Unie viel voor de Oekraïne in een klap de belangrijkste markt weg. Door de slechte economische situatie als gevolg hiervan verdwenen veel hoogopgeleiden specialisten, zoals irrigatiedeskundigen, landbouwspecialisten en ingenieurs. De achterblijvers waren totaal niet opgewassen tegen de eisen die de nieuwe markteconomie aan hen stelde. Ook al omdat ze door decennia onder de Sovjetparaplu helemaal niet gewend waren om economische risico’s te nemen en kansen te pakken, zoals een westerse ondernemer dat doet.
Daarmee viel eigenlijk de bodem weg onder het bestaan van de Oekraïense landarbeiders. Zij werden dankzij de privatisering van de collectief georganiseerde kolchozen ineens boer, wat betekent dat ze op papier voor een paar procent eigenaar zijn geworden van een duizenden hectares groot boerenbedrijf, maar dat ze hun eigendom onmogelijk ten gelde kunnen maken. De kolchozen zijn immers grootschalig georganiseerd, met geïrrigeerde akkers van wel honderd hectare groot, en een opdeling van het grondgebied zou de ondergang van de kolchozen betekenen. Verkopen van grond kan alleen aan de rand van het grondgebied, maar daar ligt juist de slechtste, en dus minst waardevolle grond.
De Oekraïense kolchozen zijn volgens Roerink dan ook verworden tot afzonderlijke dorpen die bij gebrek aan centrale leiding vanuit Moskou vooral zijn gericht op voedselproductie voor hen zelf. Daarbij is het gebrek aan geld schrijnend. De landarbeiders krijgen hun loon uitbetaald in kippen en appels, en de gepensioneerden hebben in plaats van hun staatspensioen nu als mede-eigenaar recht op een evenredig deel van de opbrengst van het boerenbedrijf. Dit rantsoen wordt door iedereen met de eigen moestuin naar believen aangevuld.
Elke kolchoze is een apart eilandje op zich, een soort dorp van duizenden hectares met een eigen bakkerijtje, een eigen schooltje, enzovoorts. ,,Ze willen het allemaal zelf doen”, vertelt Roerink. Een dorp vroeg de Nederlanders om geld voor een slachterij, terwijl in het dorp ernaast een grote slachterij stond die veel te weinig werk had. ,,Ze denken er gewoon niet bij na om in dat soort dingen samen te werken.” De helft van de oude kolchozen is nu al verliesgevend, en dat kan alleen maar erger worden. De kosten van de verouderde en grootschalige irrigatiesystemen waarmee het water uit de Dnjepr naar de Krim wordt gepompt, zijn hoog. De boeren hebben nu al te maken met een oplopende schuldenlast, en dan betalen de boeren alleen nog maar voor het pompstation op hun eigen veld. Dat is slechts een derde van de kosten voor het complete irrigatiesysteem; de rest komt van de overheid. Als ze in de toekomst volledig geprivatiseerd worden, zullen de irrigatiekosten helemaal zwaar op hun balans drukken.
Sommige boerenbedrijven maken moedwillig verlies, vertelt Roerink. Ze laten de schulden oplopen en hopen op clementie van de zich verkiesbaar stellende politici die de schulden nogal eens willen weg schelden in ruil voor stemmen. Gezonde bedrijven leiden daar onder, aldus Roerink. ,,Dan zegt zo’n president ‘als ik gekozen word, scheld ik het weg’. Zo steun je de rotte appels.”
Moedwillig
Toch kan het wel goed gaan. Een kolchoze heeft zich gericht op het produceren van wijn, en boorde daarmee een nieuwe markt aan, waarmee ook winst gemaakt wordt. Probleem is echter dat het succesvolle boerenbedrijf moeilijk kan uitbreiden, omdat er onvoldoende kredietmogelijkheden bestaan, en ook omdat de bedrijven die mede dankzij politici moedwillig verlies draaien onwelwillend staan ten opzichte van verkoop van hun cash cow. De problemen in de Oekraïne zijn dus vooral sociaal en economisch. ,,Het probleem is niet zozeer dat de spullen kapot zijn”, stelt Roerink, ,,dat is juist het gevolg van de problemen.” Dat de irrigatiesystemen in de Oekraïne nauwelijks werken, ligt niet zozeer aan de irrigatiesystemen – alhoewel die verouderd en grootschalig zijn en gebaseerd op een niet meer bestaande centrale regie – maar aan de manier waarop de Oekraïners de nieuwe boerenbedrijven organiseren uit de ruïnes van de collectief georganiseerde kolchozen.
Roerink is optimistisch over de mogelijkheden voor landbouw in de Oekraïne. De rijke, donkere bodem, het goede klimaat en het beschikbare water maken het nog steeds tot een zeer geschikt landbouwgebied. Onderzoekers hebben met simulatiemodellen berekend dat de potentiële opbrengst voor wintergraan en maïs met beter beheer van gewas en water kan verdubbelen.
Regengevoed wintergraan levert in de modellen ongeveer drie à vier ton per hectare, in de Sovjettijd was dat met irrigatie bijna vijf ton, en het optimum ligt nu rond de acht ton. Voor maïs schommelen de cijfers voor de verschillende situaties veel meer, respectievelijk tussen de nul en zeven ton voor regen, tussen vier en tien ton in de Sovjettijd, en tussen elf en vijftien voor het optimum.
Maar ook daar is dus winst te halen. Roerink denkt die winst vooral te halen via de uitwisseling van kennis en onderwijs. Hij wil ook komen tot een werkelijk integrale aanpak van de problemen, want die zijn immers breder dan de irrigatie alleen. Daarom is het aanvankelijk kleine onderzoeksproject van de instituten Alterra, het LEI en het ILRI nu ook verbreed met spelers uit de Nederlandse praktijk. Er wordt nu gewerkt aan een ontwikkelingsplan voor een specifiek district dat als voorbeeld kan dienen voor de rest van de Oekraïense landbouw.
Cruijff
Vanuit Wageningen wil Roerink komen tot een uitwisseling van studenten met de Oekraïense universiteit. Dat gebeurt op bescheiden schaal nu al. ,,Een aantal Oekraïners doen onderzoek hier bij het Centrum voor Geo-informatie, en een Wageningse studenten doet al afstudeervakken in de Oekraïne.” De praktijkmensen uit Nederlander gaan de Oekraïners eigenlijk een spiegel voorhouden van de Nederlandse praktijk. Rijkswaterstaat en het Waterschap Groot Salland willen excursies organiseren, zodat Oekraïners kennis kunnen nemen van de manier waarop het waterbeheer in Nederland is georganiseerd.
De voorlichtingsdeskundigen van DLG willen helpen om een soort landbouwvoorlichting op te zetten in het land. Ingenieursbureau DHW gaat adviseren over de wetgeving met betrekking tot privatisering. En Wetlands International gaat onderzoek doen naar de invloed van de irrigatie op de Oekraïense Waddenzee, de Sivash-binnenzee. Een van de belangrijkste opdrachten is en blijft het vinden van nieuwe markten voor de landbouwproducten uit de Oekraïne. Daar gaat de consultancytak van de Rabobank de Oekraïners bij helpen. Een daarvan is al duidelijk, denkt Roerink, namelijk de markt voor biologische producten. ,,Ze doen al jaren aan biologische landbouw, ze hebben gewoon geen geld voor kunstmest en bestrijdingsmiddelen.” Zo heeft elk nadeel zijn voordeel, om met Johan Cruijff te spreken.