Groenbemesters, bodembedekkers of vanggewassen zijn gewassen die boeren tussen de oogsten van het hoofdgewas planten om de grond te verbeteren. De tussengewassen nemen stikstof op, zodat dat bij een bui niet wegspoelt, verrijken na onderwerken de bodem met nutriënten en organische stof of beschermen tegen parasitaire aaltjes.
Combinaties
Maar moet je één groenbemester gebruiken of is een mengsel beter? Eerder Wagenings onderzoek laat zien dat planten beter groeien als je verschillende soorten naast elkaar kweekt. Het geheel is meer dan de som der delen. Maar werkt dat ook voor groenbemesters? Rima Porre nam de proef op de som met combinaties van (Japanse) haver, wikke en bladrammenas.
De gebruikte soorten verschillen sterk in eigenschappen. Boeren gebruiken volgens Porre veelal bladrammenas en haver, omdat het snelle groeiers zijn. Door die snelle groei nemen ze relatief veel stikstof op en voorkomend daarmee uitspoeling van nitraat in de bodem. Wikke is een stikstofbinder, die stikstof uit de lucht bindt, maar niet zo hard groeit. Daardoor is de kans op uitspoeling van stikstof groter.
Tijd krijgen
Voor de opslag van koolstof in de bodem daarentegen zijn mengsels wel goed. Porre: ‘Met name de mengsels met wikke en bladrammenas laten een effect zien. Weliswaar klein, maar wel significant. En dit is nog maar het resultaat van een paar jaar werken met deze gewassen. Het moet de tijd krijgen. Ook de groei van het hoofdgewas neemt voorzichtig toe.’
Met name de mengsels met wikke en rammenas laten een effect zien
Rima Porre, onderzoeker Duurzaam Bodemgebruik
Slim bodembedekken heeft dus zin, zegt Porre. ‘Als je de soorten uitzoekt die veel verschillen in eigenschappen, zodat ze elkaar aanvullen, dan leidt dat tot minder uitspoeling van nitraat en meer opslag van koolstof. Voor die twee functies zou ik dus zeggen: doen. Maar ik heb bijvoorbeeld niet gekeken naar het effect op de bodembiologie.’ Collega’s van Porre doen daar studie naar.