Bij haar aanstelling als bijzonder hoogleraar diëtetiek werd Marian de van der Schueren gevraagd een plan te schrijven over de invulling van haar leerstoel. ‘Vanuit het vakgebied klonk de wens voor een diëtetiekopleiding op masterniveau.’ Die wens gaat nu in vervulling.
De nieuwe master is dit collegejaar van start gegaan en is een subspecialisatie binnen de studierichting Fysiologie van de tweejarige masteropleiding Nutrition and Health. ‘Die vorm is gekozen uit praktische overwegingen. Het opstarten van een hele nieuwe afstudeerrichting bleek, onder meer vanwege onderwijsaccreditaties, te complex voor de korte termijn.’
Dat er een noodzaak is voor een diëtetiekopleiding op wetenschappelijk niveau is volgens De van der Schueren duidelijk. ‘In gerenommeerde wetenschappelijke tijdschriften gaat het vooral om gerandomiseerd onderzoek waarbij grote groepen deelnemers in een gecontroleerde setting zijn ingedeeld in een controle- en een interventiegroep. Op basis daarvan worden richtlijnen en behandelprotocollen opgesteld: de evidence based practice. Dat soort onderzoek is belangrijk, maar de praktijk is weerbarstiger.’
Praktijk
In die praktijk werken diëtisten met individuen of kleine groepen patiënten die een persoonlijk behandeltraject volgen. De van der Schueren: ‘Een niet vergelijkbare setting dus, maar ondertussen wordt wel van diëtisten verwacht dat ze bijvoorbeeld de effectiviteit van hun behandelingen kunnen beoordelen. Met deze opleiding willen we evidence bij de praktijkvraag brengen.’
Lotte Hulsbergen, als programma coördinator nauw betrokken bij deze subspecialisatie, knikt instemmend wanneer De van der Schueren aan het woord is. Hulsbergen is diëtist en heeft recentelijk de tweejarige master ‘Nutrition and Health’, specialisatie Fysiologie, afgerond. ‘Ik miste de vaardigheden om wetenschappelijk onderzoek kritisch te beoordelen en te implementeren in de praktijk. Daarom ben ik destijds aan deze masteropleiding begonnen. Daarnaast is mijn ervaring als diëtist dat je over het algemeen weinig tijd overhoudt om je uitgebreid te verdiepen in onderzoek. Het ontwikkelen van onderzoeksvaardigheden kan helpen om deze barrière te overwinnen.’
Er kwamen bovendien regelmatig patiënten naar haar toe met vragen over onderzoeken of nieuwe diëten waar zij over hadden gehoord. ‘Als beginnend diëtist kon ik daar geen uitspraken over doen, maar nu kan ik patiënten goed uitleggen wat de resultaten van dat onderzoek voor hen betekenen’, legt Hulsbergen uit. ‘We willen met deze subspecialisatie diëtisten opleiden die kennis uit de praktijk communiceren naar de wetenschap en nieuwe kennis en adviezen uit de wetenschap weer naar de spreekkamer brengen.’
Kleinschalig onderzoek
In de toekomstvisie van de Nederlandse Vereniging van Diëtisten (NVD), die de leerstoel van De van der Schueren financiert, staat onder andere dat de geleverde zorg kwalitatief goed en effectief moet zijn. ‘Dat moet je als diëtist kunnen aantonen. En effectief hoeft niet per se gewichtsverlies te zijn. Soms wil je weten wat een behandeling doet met iemands bloedsuikerwaarden of kwaliteit van leven, of de zelfredzaamheid of maatschappelijke participatie van een patiënt met een ingewikkeld dieet. Zulke gegevens kom je meestal niet tegen in gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek. Daarnaast is dit onderzoek op een zeer kleinschalig niveau.’
Hulsbergen: ‘We willen studenten leren op een academisch niveau te denken en onderzoek te doen, maar wel aan de hand van praktijksituaties. Bijvoorbeeld omgaan met datasets met missende waarden of niet-gestandaardiseerde methoden en aan de hand van eigen patiëntenpopulaties. We leren studenten wat de best mogelijke manier is om met deze situaties om te gaan en om toch adviezen te geven.’
Ic-patiënten
Ook Imre Kouw, coördinator van het vak Advanced Dietetics, ziet dat de diëtetiek en de wetenschap nog ver van elkaar af staan. ‘In Nederland is de opleiding tot diëtist een bacheloropleiding terwijl het in veel andere landen een masteropleiding is. Diëtisten in Nederland kunnen zich verdiepen door bijvoorbeeld voedingswetenschappen te gaan studeren, maar dat is niet hetzelfde als diëtetiek op een academisch niveau. Het werk van de diëtist is heel praktisch en multidisciplinair en met patiënten.’
Kouw hoopt dat ook ic-patiënten baat hebben bij de nieuwe master. ‘Ik verwacht dat de opgedane kennis uit de praktijk en de problemen die daar spelen, uiteindelijk bijdragen aan aanpassingen van de nieuwe voedingsrichtlijnen voor ic-patiënten, zodat zij minder risico op complicaties hebben. Zo werken we vanuit de wetenschap én de praktijk samen aan een sneller herstel van patiënten.’
Schakelvak
‘Aan deze subspecialisatie mogen studenten meedoen met een (hbo-)bachelor Voeding en Diëtetiek die een paramedische stage hebben gevolgd en hun studie hebben afgerond met minimaal een 7,0 gemiddeld. Ook moeten ze een bewijs van beheersing van het Engels kunnen tonen, want de master wordt gegeven in het Engels’, aldus Hulsbergen.
Een vervolgstap is het inrichten van een schakelvak voor de bachelorstudenten Voeding en Gezondheid van WUR. Studenten die dat schakelvak hebben gevolgd kunnen deze diëtetiekspecialisatie doen wanneer ze doorstromen naar de master Nutrition and Health. Hulsbergen: ‘Via deze route word je dus geen diëtist, want dat is een beschermde beroepsgroep, maar je kunt je wel specialiseren in diëtistisch onderzoek doen.’