De stap die ik zette van de ecologiekant naar de beleidskant van Bos- en Natuurbeheer voelt goed, maar betekent wel een grote toename in confrontatie met De Maatschappij. Daar, zo merk ik, zijn de natuurkenners in de minderheid. Elke dag worden er een miljoen afwegingen gemaakt in De Maatschappij waarbij altijd de positie van de mens zoveel mogelijk vooruit moet gaan, ten koste van al het andere. Het is interessante stof, maar tot nu toe roept het meer vragen op dan zo’n beleidsvak kan beantwoorden. Wat is natuur? Waarom willen we sommige dingen wel beschermen en andere dingen niet? Heeft er eigenlijk iemand gelijk in die discussie?
Dit soort vragen worden in de politiek en De Maatschappij zo verdund en versimpeld, dat iedereen er een ongenuanceerd ja/nee oordeel over kan geven, ongeacht achtergrondkennis. Zie de discussie over de wolf. Er worden hele politieke campagnes gerund op anti-wolf sentimenten (vooral in mijn thuisprovincie Drenthe). Want natuurbescherming wordt door de meeste mensen gezien als iets leuks en idyllisch, zolang het ons niet dwarszit. De mens is nog helemaal niet klaar voor succesvolle natuurbescherming, want dat zou betekenen dat we iets moet inleveren. De wolf spreekt vooral tot de verbeelding als Grote Boze Wolf, een sprookjesfiguur dat boven de mens in de voedselketen staat. En dat tolereren we niet, want ons landschap kan niets verdragen wat we er niet zelf in hebben geplaatst. Maar wat geeft de mens het recht om natuur te zien als iets wat ondergeschikt is aan ons? Zijn wij zelf geen natuur? Waar begint en eindigt het?
Wat geeft de mens het recht om natuur te zien als iets wat ondergeschikt is aan ons?
Toch, telkens wanneer ik net overtuigd ben van mijn gebrekkige kennis over sociale processen als beginnend student Bos- en Natuurbeheer, kom ik mensen tegen die ook mijn studie doen en die er nog minder over weten. Soms omdat ze pas net begonnen zijn. Ik sprak een man die zijn leven als computerprogrammeur omgooide om deze studie te gaan doen. Hij had zich nooit eerder verdiept in de vermoeiende discussies over de Nederlandse natuur en zat vol vernieuwende ideeën. Ik vertelde hem over mijn zorgen, over wie welke besluiten mag nemen en wanneer zo’n besluit dan gerechtvaardigd is of niet. ‘Goh’, zegt hij. ‘Het zou makkelijker zijn als de wolf zou kunnen praten, misschien zouden ze dan hun eigen wetten maken waarin ze net zo veel schapen kunnen doden als ze willen, net zoals de mens nu doet.’ Om nog maar niet te spreken over het rechtssysteem dat de schapenmaatschappij zou ontwikkelen als zij ook konden praten. Ik vraag me af wie in het schapenrechtssysteem het strengst vervolgd zou worden: de wolf of de mens.
Ilja Bouwknegt (24) is masterstudent Forest and Nature Conservation. Ilja is actief bij studievereniging WSBV Sylvatica en doet ’s nachts wel eens vleermuizenonderzoek.