‘Is er leven na de dood?’ is een theoretisch vraag en nogal ver-van-mijn-bed (even afkloppen). ‘Is er leven na het studeren’, is een veel prangendere vraag. Als je jouw studentikoze vrijheid en blijheid inruilt voor een 9 tot 5 in de kantoortuin, ben je dan nog wel echt aan het leven? Dit ben ik momenteel aan het ontdekken tijdens mijn stage. Met in dit eerste deel: de kantoortuin.
‘Werken in een kantoortuin is ongezond’, las ik jaren geleden op de NOS-website. Een kantoortuin is een grote open ruimte met eilandjes van bureaus. Die bureaus zijn vaak flexwerkplekken en behoren dus niet toe aan een vast persoon. Maar het blijken onhandige, lawaaierige ruimten waar je simpel gezegd niet wil zijn, en al helemaal niet goed kan werken. Nou, daar gaat-ie dan. Stage, 9-5 in de kantoortuin, here we come.
Als je als net lid bent van een studentenvereniging moet je de ongeschreven regels van de vereniging, de mores, leren kennen, zoals ‘niet met je rug naar de bar staan’, of ‘tutoyeren, niet vousvoyeren’ (jij zeggen en geen u). De ongeschreven regels van de kantoortuin worden echter niet door oudgedienden naar je geschreeuwd, zoals bij studentenverenigingen. Je moet ze zelf zien te ontrafelen.
De energie om me vrolijk aan hen voor te stellen, verlaat mijn lichaam even snel als een stroom urine in de vroege ochtend
Flexwerkplekken dus. Iedereen kan overal gaan zitten. Met honderden kantoortuincollega’s, neem je als nieuweling plaats aan een willekeurig bureau tussen een groot aantal onbekenden. Me lichtelijk bezwaard voelend voor mijn bestaan, zoek ik een bureau uit.
‘We hebben een indringer! Hahaha!’, hoor ik iemand verderop over mij grappen. ‘Is het alweer vechten voor een plekje?’, zegt iemand anders. De energie om me vrolijk aan hen voor te stellen, verlaat mijn lichaam even snel als een stroom urine in de vroege ochtend. Officieel een flexplek, onofficieel een vaste plek van een ander team. Ouderejaars die de mores in je oor schreeuwen, is onprettig, maar deze manier van mores leren kennen, vind ik ook maar ongemakkelijk. Opstaan en weggaan is ook raar, dus ik blijf maar gewoon zitten. Urenlang werk ik tussen collega’s die de organisatie nog bij de naam noemen die al zeven jaar geleden is afgeschaft. Het werd een hele lange zit.
Opstaan en weggaan is ook raar, dus ik blijf maar gewoon zitten
Nu ik de mores inmiddels wat beter ken, blijkt mijn kantoortuin eigenlijk een hele fijne plek. Een ergonomisch walhalla met belcellen, focusruimten, planten, ramen, koffie, fruit, water en aparte vergaderruimten te over. En zo spreek en zie ik nog wat mensen in de organisatie. Conclusie. Laat de kantoortuin me meer of minder leven? Het is even inkomen, maar het antwoord is: meer!
In de volgende editie: kantoorhumor.
Steven (25) doet een master Economie en Beleid en loopt stage bij een onderzoeksinstelling op economisch gebied. Hij slaat graag van zich af op de squashbaan en staat altijd open voor een potje squash en een goed gesprek. Je kan hem hier mailen.