De snel toegenomen culturele diversiteit in het mbo werkt waardegedreven spanningen in de hand waar docenten niet altijd goed raad mee weten. Dat blijkt uit promotieonderzoek van Kennedy Tielman (Education & Learning Sciences).
De culturele diversiteit in het mbo is de afgelopen jaren fors toegenomen. In sommige grote steden heeft inmiddels zo’n 80 procent van de studenten een multiculturele achtergrond. Dat maakt dat docenten meer moeten kunnen dan alleen goed hun vak doceren. Ze moeten ook facilitator kunnen zijn van een cultureel diverse klas. Dat gaat niet vanzelf, zeker niet nu culturele diversiteit steeds veelomvattender wordt. ‘Vroeger moesten docenten rekening houden met bepaalde culturele achtergronden. Anno nu is de vraag of iemand eerste, tweede of derde generatie is, ook een factor om rekening mee te houden. Daarom wordt nu wel gesproken over superdiversiteit’, legt Tielman uit.
Multiculturele twistpunten
Tielman werkt al jarenlang als docentenopleider aan de Fontys hogeschool. Hij ziet dat in de praktijk veel docenten worstelen met inclusie. Ze voelen bijvoorbeeld spanning als ‘moeilijke onderwerpen’ ter sprake komen in hun multiculturele klassen, zoals seksualiteit, politiek of religie. Daarbij lopen de discussies soms zo hoog op dat docenten bepaalde onderwerpen maar niet meer aansnijden, weet Tielman. Een andere bron van fricties is gedrag van studenten dat niet strookt met de gangbare (beroeps)ethiek.
Tielman onderzocht die fricties en kon voor het mbo een punt toevoegen aan wat eerder onderzoek al had blootgelegd over de belangrijkste multiculturele twistpunten in het voortgezet onderwijs: respect, rechtvaardigheid, persoonlijke autonomie, en diversiteit & gemeenschappelijkheid. Die vier, plus Tielmans nieuw gevonden thema beroepsethiek- en houding, vormen de belangrijkste factoren van waardegedreven frictie bij mbo-docenten.
Voorbeelden daarvan somt Tielman moeiteloos op. Van de talentvolle student die de kans krijgt stage te lopen bij een topbedrijf, maar daar uit solidariteit met z’n vrienden van afziet. Of de doktersassistent-in-opleiding die consequent afwijkt van het protocol voor slechtnieuwsgesprekken, omdat ze het veel te cru vindt om meteen slecht nieuws te brengen. En een klassiekertje: de student die zich de ergernis van z’n docent of stagebegeleider op de hals haalt door oogcontact consequent te mijden – een no go in Nederland, maar in andere culturen een teken van respect.
Relaxter
Voor zijn onderzoek bevroeg Tielman in totaal 900 docenten van 20 verschillende mbo-scholen, waar minimaal 60 procent van de studenten een migratieachtergrond heeft. De helft van die docenten gaf aan af en toe waardegedreven spanning te voelen; 13 procent voelt het regelmatig. Die bevindingen zijn in lijn met TALIS, een groot Europees onderzoek. Dat bracht aan het licht dat maar 17 procent van de Nederlandse docenten zich voldoende geëquipeerd voelt om les te geven aan cultureel diverse klassen.
Tielman vond een duidelijk verband tussen kennis en spanning: hoe meer multiculturele kennis een docent heeft, hoe relaxter hij of zij in ‘de wedstrijd’ zit. ‘Als je weet dat een student je niet aankijkt vanwege een bepaalde culturele reden, dan kun je nog steeds zeggen: ‘ik vind het prettig als je me aankijkt’. Maar het levert een docent minder spanning op als je de achtergrond kent van dat gedrag.’ Tielman vindt dan ook dat de lerarenopleidingen meer aandacht moeten schenken aan multiculturele kennis.
Naarmate mensen multicultureel vaardiger zijn, zullen ze spanningsvelden eerder herkennen
Kennedy Tielman, onderzoeker bij Education & Learning Sciences
Tielman vond ook een ander, ogenschijnlijk opmerkelijker verband: hoe hoger iemand de eigen multiculturele vaardigheid inschatte, hoe meer spanning die docent rapporteerde. Tielman vindt dat niet per se tegenstrijdig. ‘Naarmate mensen multicultureel vaardiger zijn, zullen ze spanningsvelden eerder herkennen. Daarnaast worden dat soort vaardige docenten waarschijnlijk vaker voor ‘lastige’ klassen gezet.’
Multi-perspectiviteit
Tielman heeft zelf een immigratieachtergrond; op 18-jarige leeftijd kwam hij vanuit Curaçao naar Nederland. Voor zijn vroegere collega’s was dat reden genoeg hem als vraagbaak te zien over interculturele kwesties. ‘Mensen dachten dat ik het wel zou weten. In werkelijkheid ging ik puur af op mijn gut feeling’, verklapt hij daarover in de inleiding van zijn proefschrift. Die ervaring vormde de kiem van zijn verdere loopbaan, ook in de wetenschap.
Hij is ervan overtuigd dat vrijwel alle docenten met de beste intenties voor de klas staan. Hij vindt ook niet dat ze veel dingen fout doen. ‘Maar er zijn wel dingen die ze beter kunnen doen.’ Naast multiculturele kennis vindt hij een open, onderzoekende houding een sleutelfactor. ‘Dat betekent niet dat je als docent geen grenzen mag stellen. Maar praat met je studenten, wees nieuwsgierig naar hun beweegredenen. Docenten die bereid zijn vanuit meerdere perspectieven naar gedrag te kijken, ervaren minder spanning.’