Het voorjaar barst los! Wij fietsten vanuit Wageningen naar de Binnenveldse Hooilanden, waar de kieviten ons al om de oren buitelden en de wulpen hun jubelzang over ons uitstortten. We zagen een stuk of vijf fotografen met lenzen zo groot als mijn arm op een kluitje staan. Dan weet je dat daar iets bijzonders te zien is. Het bleek om een waterral te gaan, een schaarse broedvogel. Volgens de vogelaars leek hij op het waterhoen, maar dan kleiner, hoewel niet zo klein als het klein waterhoen, laat staan zo klein als het kleinst waterhoen. Wacht even. Welk dier heet er nu ‘kleinst’? En wat als er nog eens een kleiner hoentje gevonden wordt?
Ook zagen we een kleine bonte specht. Die is net zo bont als een grote bonte specht, alleen is hij slechts zo groot als een mus. ‘Je hebt ook nog de middelste bonte specht’, zei mijn man, die zulke dingen weet. Ik moest denken aan de oude Romeinen, die hun kinderen voor het gemak Primus, Secundus, Tertius, enzovoorts nummerden.
Wij waren geluksvogels, want we zagen ook nog twee baardmannetjes. Nou ja, het waren vrouwtjes. Baardmannetjesvrouwtjes? Baardvrouwtjes?
Ook zagen we volgens mijn man een soepgans. Pardon? Inderdaad, Sovon heeft er gewoon een pagina over: Anser anser forma domestica – Soepgans. Het gaat om afstammelingen van ontsnapte tamme ganzen. In Suriname heb je marrons, afstammelingen van ontsnapte tot-slaaf-gemaakten. Marron is een geuzennaam, wat niet bepaald geldt voor soepgans, het arme dier.
Ik vertelde eens aan collega’s dat ik een wikel had gezien. Een wat? Ik kwam erachter dat alleen Friezen het woord wikel gebruiken en dat Nederlanders deze vogel een torenvalk noemen. Tenminste als het een rode wikel is, want een blauwe wikel is een boomvalk. Voor mijn niet-Nederlandstalige collega zocht ik de Engelse vertaling op: kestrel. Althans, dat is de torenvalk, want de boomvalk is een hobby (ja, echt). Ingewikkeld! Maar om nu voortaan alleen nog Latijnse vogelaanduidingen te gebruiken, gaat ook wat ver misschien.
Ik stel vast dat de huidige vogelnamen niet-schaalbaar, gemakzuchtig, niet-inclusief, kwetsend, nodeloos ingewikkeld en slecht te vertalen zijn. Dit kan zo niet langer.
Sjoukje Osinga (55) is universitair docent bij Information Technology. Ze zingt alt in het Wageningse kamerkoor Musica Vocale, heeft drie studerende zoons en kijkt graag met haar man vogels in de Binnenveldse Hooilanden.