Tussen 2008 en 2010 verspreidde de veroorzaker van Q-koorts, de bacterie Coxiella burnetii, zich vanaf geitenbedrijven snel over Nederland. De bacterie zat in de geitenmest en verplaatste zich door de lucht naar andere bedrijven en omliggende dorpen. De meeste mensen werden nauwelijks ziek van de Q-koorts, maar tien mensen overleefden de chronische variant van de dierziekte niet. Onderzoekers vreesden dat tijdens de epidemie ook wilde dieren en teken in naburige bossen besmet waren geraakt met de bacterie C. burnetii. Zo was uit ander onderzoek gebleken dat teken de Q-koorts bacterie kunnen verspreiden onder wilde knaagdieren zoals ratten. Daarmee zouden de teken een ziektebron voor Q-koorts zijn die lastig valt te bestrijden. Daarom testten ze bijna drieduizend teken uit het bos op de aanwezigheid van de ziekmakende bacterie. Geen van de teken droeg de Q-koorts bacteriën bij zich, behalve een handvol teken die in contact was geweest met tegen Q-koorts gevaccineerde schapen. Maar toen deze teken na drie maanden nog eens werden getest, was de C. burnetii ook hier niet meer aanwezig, melden de onderzoekers deze maand in Zoonoses and Public Health. De kans dat een boswandelaar Q-koorts oploopt via een tekenbeet, is daarom verwaarloosbaar, concluderen de onderzoekers. Ook de andere besmettingsroutes van Q-koorts zijn inmiddels weg. De verspreiding van de bacterie nam na 2009 af als gevolg van het vaccinatieprogramma bij geiten en schapen.
Teek geen drager van Q-koorts
Boswandelaars hoeven niet bang te zijn dat ze Q-koorts oplopen van een teek. Dat blijkt uit onderzoek van RIVM en Wageningen Universiteit.