In het debat met de Tweede Kamer bleek woensdag al snel dat de haast van de minister om het leenstelsel in de masterfase in te voeren op veel weerstand stuitte. Haar eigen PvdA had al eerder aangegeven best te kunnen leven met het uitstel. Alleen VVD-Kamerlid Pieter Duisenberg had het leenstelsel "liever gisteren" ingevoerd.
De integrale behandeling van het wetsvoorstel kan de communicatie vergemakkelijken, gaf Bussemaker toe. Ze maakt dus één wetsvoorstel voor de bachelor- en masterfase. Het contract met de vervoersbedrijven zegt ze voorlopig nog niet op. De bezuiniging op de ov-jaarkaart kan dus niet al per 1 januari 2016 ingaan, maar op zijn vroegst een jaar later.
Ook het experiment met een hoger collegegeld voor topstudies en honoursprogramma’s stelt ze voorlopig uit tot er duidelijkheid is over het leenstelsel.
Van uitstel komt wat haar betreft geen afstel, benadrukt minister Bussemaker. Ze hield een hartstochtelijk pleidooi voor het leenstelsel en ziet bovendien geen andere mogelijkheid om meer geld in het onderwijs te investeren. "Iedereen die nu tegen het leenstelsel is en geen alternatief heeft, zegt eigenlijk: ik aanvaard dat we bij de grenzen zitten van wat we aan kwaliteitsverbetering kunnen realiseren."
Eerder dit jaar besloot de minister al dat bachelorstudenten hun basisbeurs pas in september 2015 zouden verliezen. Ze gaat de twee wetsvoorstellen nu samenvoegen en in één keer behandelen.
Daarmee komt ze tegemoet aan een meerderheid van de Tweede Kamer, die alle bezuinigingsvoorstellen het liefst in één keer bespreekt. Ook de bezuinigingen op de ov-studentenkaart moeten dan worden meegenomen, vindt de oppositie.
Met het uitstel koopt minister Bussemaker bovendien tijd om opnieuw te onderhandelen met D66 en GroenLinks. Die zijn in principe enthousiast voor een leenstelsel, maar steunen het huidige voorstel van de minister niet. De onderhandelingen gaan dan over het hele leenstelsel, en niet slechts over de masterfase. Bussemaker voorkomt hiermee dat ze dezelfde onderhandelingen twee keer moet voeren en dus ook twee keer een compromis moet sluiten.
Met het afschaffen van de basisbeurs wil het kabinet uiteindelijk zo’n achthonderd miljoen euro per jaar besparen. Maar een bezuiniging is het niet, benadrukte de minister. Het geld zal in het hoger onderwijs gestoken worden.
De regeringspartijen hebben samen een meerderheid in de Tweede Kamer en zouden eigenhandig het wetsvoorstel kunnen goedkeuren. Maar minister Bussemaker zal veel water bij de wijn moeten doen om het leenstelsel door de Eerste Kamer te krijgen. Ze vestigt haar hoop op de senatoren van D66 en GroenLinks.
Deze partijen hebben hun wensenlijstjes. Vooral die van GroenLinks is lang. De partij wil een hogere aanvullende beurs en een lager collegegeld. Bovendien zou de studieschuld eigenlijk via de belasting terugbetaald moeten worden.