Een gewone sterveling is al blij als-ie een mooie vliegenzwam ziet. Die herkennen we tenminste. Eekhoorntjesbrood of een aardappelbovist behoort bij velen ook nog wel tot de parate kennis. Maar daarna houdt het al snel op. Een rondgang over de campus met mycoloog Kuyper is daarom niets minder dan een openbaring. Afgelopen week nam hij een dertigtal studenten van De Wandelende Tak, een studentengroep van de opleiding Bos- & Natuurbeheer, mee op jacht.
Liefst vijftig soorten paddenstoelen had hij van tevoren beloofd. Het werden er eenenvijftig binnen het uur. Maar als je langer zoekt, moet 75-100 ook haalbaar zijn, zegt Kuyper. En dat is nog maar een fractie van de 5000 soorten paddenstoelen die in ons land op naam zijn gebracht. Op basis van zichtbare kenmerken, al of niet met hulp van een microscoop. ‘Maar als je DNA-technieken zou gebruiken, neemt het aantal nog aanzienlijk toe.’
Schubbige bundelzwam
Met de gewone zintuigen kom je overigens ook een heel eind. Als je er maar oog, neus en mond voor hebt en bereid bent door de knieën te gaan. Want veruit de meeste paddenstoelen zijn klein, onopvallend en soms zelfs nauwelijks met het blote oog zichtbaar. ‘Alles wat tot het rijk der schimmels behoort en waarvan het vruchtlichaam groter is dan een millimeter, mag je een paddenstoel noemen’, doceert Kuyper.
En daarvoor hoef je dus echt niet het bos in. Kuyper: ‘Dat is een wijdverbreid misverstand. ‘Zeker op de wat schralere graslanden zie je heel veel paddenstoelen.’ De campus is daarvan een mooi voorbeeld. De eenenvijfitg soorten van de excursie zijn voor een groot deel in het gras gevonden rondom Forum en de mossige oevers van de vijver voor Zodiac. Soorten als de stinkmycena, de tranende franjehoed en het paarsharttrechtertje.
Dagelijks lopen we op de campus voorbij aan de sierlijke franjehoed, de giftige weidetrechterzwam, de peperboleet en het breeksteeltje. Langs knotszwammen die niet groter zijn dan een paar centimeter. Maar ook langs de schubbige bundelzwammen en de grote parasolzwammen die al vanuit de verte boven het gras uitsteken. De namen alleen al zijn een feest, in feite bondige samenvattingen van in het oog springende eigenschappen.
Elke paddenstoel is eetbaar, op zijn minst één keer
Thom Kuyper
De herfst is de hoogmis voor de mycoloog. Maar het paddenstoelenseizoen is veel langer. Kuyper: ‘Nog zo’n misverstand, dat je paddenstoelen alleen maar in de herfst aantreft. Het zwaartepunt is in de herfst, maar paddenstoelen zijn er eigenlijk van maart tot december. Als de temperatuur maar boven nul is. Ook in het voorjaar tref je wel enkele tientallen soorten aan op de campus.’ En met wat inspanning zijn die goed te identificeren. Een kwestie van kijken, ruiken, voelen en proeven. Ja, ook proeven. ‘Elke paddenstoel is eetbaar’, aldus Kuyper. ‘Op zijn minst één keer’, zet hij de toon voor de studenten van de Wandelende Tak.
Juist door het aanspreken van alle zintuigen is paddenstoelen herkennen volgens Kuyper meer dan alleen maar een intellectuele belevenis. ‘Meer dan bijvoorbeeld vogels kijken of planten determineren. In eerste instantie zijn de kleur en vorm van de plaatjes en sporen van belang om de groep vast te stellen waar de paddenstoel tot behoort. Om hem vervolgens op soort te brengen, zijn geur, smaak en consistentie belangrijk.’ Neem de stinkmycena, die onmiskenbaar naar bleekwater ruikt. Of de stinkparasolzwam die meurt naar een verse binnenband van een fiets.
Biodiversiteit van de campus | Wat groet, bloeit en leeft er allemaal op de campus? Eerlijk gezegd, weten we het niet. Mycoloog Thom Kuyper schat dat er minstens honderd verschillende soorten paddenstoelen voorkomen. En dat zijn alleen nog maar de paddenstoelen. Hoe zit het met de totale biodiversiteit op de campus? Moeten we dat als universiteit niet gewoon weten? ‘Het zou een heel mooi project zijn om dat samen met studenten te inventariseren. Het is natuurlijk merkwaardig dat je dat als universiteit in de life sciences niet precies weet.’ Kuyper wil daar samen met experts uit andere disciplines wel een project van maken. Wie goede ideeën heeft om daar handen en voeten aan te geven, kan bij hem terecht. |
---|
En plukken mag dus gewoon. Zwitsers wetenschappelijk onderzoek heeft volgens Kuyper onomstotelijk aangetoond dat plukken het voortbestaan van de paddenstoel niet aantast. ‘Eigenlijk is dat ook wel logisch. Een paddenstoel maakt al gauw zo’n 100.000 sporen. En je hebt er maar een of twee nodig voor een volgende generatie.’ Sporen zijn overigens ontzettend klein. ‘Ongeveer 0,01 mm. Ik heb wel eens uitgerekend dat je aan een luciferdoosje genoeg hebt om van elke paddenstoelensoort op de wereld een paar sporen in op te bergen.’
Dat zijn dan de 100.000 bekende soorten. Kuyper schat dat zo’n 1,5-2 miljoen soorten nog helemaal niet op naam zijn gebracht. Bijzondere soorten zijn op de campus overigens niet aangetroffen. Niet zo bijzonder in ieder geval als de blozende schijnridderzwam die vorige week in de bossen tussen Bennekom en Wageningen werd gevonden. Kuyper was daar bij betrokken: hij hielp de nieuweling te identificeren onder zijn microscoop.