Per promotie krijgen universiteiten momenteel een flink bedrag: 90 duizend euro. Omdat er steeds meer promovendi zijn, leunt de financiering van universiteiten ook steeds zwaarder op de hoeveelheid promoties.
Daar gaan minister Bussemaker en staatssecretaris Dekker een einde aan maken. In 2015 bestaat het universitaire budget voor 24,1 procent uit de promotiebonus en dat vinden ze te veel. Het zou hooguit twintig procent mogen zijn.
De stap komt niet onverwacht. Voor de zomer had een ambtelijke adviesgroep al gezegd dat de bonus beter kon verdwijnen. In de academische wereld klinkt al dan niet terecht al langer kritiek op de prikkel, die voor een wildgroei aan proefschriften zou zorgen. Dus verdwijnt de vaste prijs per proefschrift. Het grote voordeel is volgens de bewindslieden dat de financiering van universiteiten stabieler zal worden.
Dit staat in de Wetenschapsvisie 2025, een lijvig document waarin de bewindslieden hun blik op de Nederlandse wetenschap geven.
Daarin prijzen ze de prestaties van de Nederlandse wetenschap, maar ze willen de koers toch bijstellen. Er komt een Nationale Wetenschapsagenda. Zo’n agenda past volgens het kabinet in een internationale trend ‘dat er onder regie van de overheid speerpunten worden gekozen waarop onderzoekers en maatschappelijke partners samenwerken’.
Dit borduurt voort op eerder beleid, waarin sleutelgebieden, speerpunten of topsectoren als energie, water, chemie en hightech werden gekozen. Op die gebieden werken wetenschappers samen met het bedrijfsleven, aangemoedigd door de overheid.
Er komt dus meer nadruk op de maatschappelijke relevantie van wetenschap. De stok achter de deur is onderzoeksfinancier NWO, die een groot deel van het wetenschapsbudget over de universiteiten verdeelt en die meer nadruk moet gaan leggen op de maatschappelijke opbrengst (‘valorisatie’) van de wetenschap. ‘NWO zal naast de plannen voor valorisatie, ook de eerder door onderzoekers gerealiseerde valorisatie (in brede maatschappelijke zin) meewegen bij toekenning van onderzoeksmiddelen.’