Dieren vervullen een belangrijke rol bij de verspreiding van zaden. Om daar onderzoek naar te doen, moet je die verspreiding in kaart brengen. Diverse technieken zijn daarvoor in omloop. In eikels bijvoorbeeld kun je een magneetje of zendertje stoppen. Of je hangt er een draadje aan, als een soort vlaggetje. Belangrijk nadeel is dat die ingrepen het natuurlijke proces verstoren. De eikels worden te zwaar of te makkelijk vindbaar voor ‘kapers op de kust’. Promovendus Lennart Suselbeek van Resource Ecology heeft daar nu een antwoord op. Hij gebruikt een eenvoudige chip om de eikels mee te traceren. ‘In feite zijn het de huisdier-identificatiechips die ook voor honden en katten worden gebruikt. Een huis-tuin-en-keuken middel dus, voor een paar euro per stuk te koop.’ De chips zijn klein (een centimeter lang, een paar millimeter dik), licht (0,05 gram), herbruikbaar en gebruiken geen energie. Dat laatste is een groot pluspunt: je kunt het lot van eikels in principe tot in de eeuwigheid volgen.
Wilde zwijnen
Suselbeek deed twee jaar uitgebreid ervaring op met zijn methode. Hij verstopte zo’n 1200 gechipte eikels op proefterreintjes in de bossen tussen Ede, Wageningen en Wolfheze. Overigens niet om verstoppertje te spelen met bosmuizen. Hij onderzoekt of de aanwezigheid van wilde zwijnen invloed heeft op de manier waarop muizen eikels verstoppen. Krijgt elke eikel een eigen plekje of leggen ze een grote voorraadkamer aan? Die strategie is van belang voor de verspreiding van eiken in het bos. Maar van die invloed is dus niks te merken, ontdekte Suselbeek. Muizen verstoppen hun eikels stuk voor stuk en zwijnen blijken daarbij geen sturende factor. Suselbeek denkt dat risicospreiding een belangrijke drijver is om geen eikelmagazijnen aan te leggen. Hij gaat dat nu verder uitzoeken. De nieuwe zoekmethode levert in ieder geval een artikel op in Methods in Ecology and Evolution.
Detector
De nieuwe methode is volgens Suselbeek vooral toepasbaar voor dieren die niet al te ver slepen met hun eten. De meeste van zijn gemerkte eikels vond hij binnen vijftig meter van de ‘voerplek’. Het zoeken kost relatief veel tijd. Een stuk bos van 25 bij 25 meter uitkammen met de detector (een soort metaaldetector) kost al gauw een uur. ‘Dat is de grootste beperking. Maar voor experimenten in een vast omkaderd gebied is het een veelbelovende nieuwe techniek.’