Niet eens ben ik het met de argumentatie die Martin Kropff gebruikt in zijn pleidooi voor meer geld. Nederland is tweede exporteur van voedsel ter wereld! We exporteren voor 80 miljard euro per jaar. Hoera! Dat moet blijven groeien de komende jaren, en dus moet er meer geld naar Wageningen. Bij dit soort jubelverhalen zie ik de plakposter van Loesje uit 1984: ‘Wanneer is die groei-economie nu eindelijk eens volwassen?’
De andere kant van het jubelverhaal is dat we voor 50 miljard euro importeren aan soja, granen, plantaardige oliën enz., die voor een groot deel verorberd worden door onze 60 miljoen vleesvarkens, 45 miljoen vleeskippen, 40 miljoen legkippen en 5 miljoen koeien. Met de bijbehorende productie van mest. Vervolgens poepen 17 miljoen Nederlanders ook mest. Daarbovenop komt de kunstmestproductie. Een Limburgse kunstmestfabriek maakt 180 ton kunstmest per uur. Waar blijven al die mineralen uit (kunst)mest? Je kan wel blij zijn met een positieve balans van 30 miljard maar wat is de prijs van klimaatverandering, verlies aan biodiversiteit en vervuild grondwater? Of van de leegloop van het platteland, of van het lage rendement bij onze boeren?
Positief reductionisme leidt tot een negatief, gebroken geheel. We hebben juist geld nodig voor het ontwerpen van een economie met eerlijke winsten voor iedereen in de keten die tegelijk een volhoudbare (landbouw)samenleving oplevert. Dat gehamer op economische groei hoort bij het verleden; wanneer worden we eindelijk eens volwassen wakker en gaan we denken aan het geheel?