‘Ik wilde heel graag naar Spitsbergen om mijn thesisonderzoek te doen, samen met Christian de Kleijn die dezelfde opleiding doet. Vanuit Wageningen bleek dat echter moeilijk te gaan, daarom zijn zelf op zoek gegaan naar samenwerkingspartners. Uiteindelijk vonden we een Poolse universiteit die ons wilde helpen. Zo konden we afreizen naar Spitsbergen, die enorme eilandengroep met maar tweeduizend inwoners.
Het was een flinke tijd reizen naar het AMU Polar Station. We zaten daar met acht mensen, voor ongeveer twee en een halve week. Gelukkig was er genoeg whisky om elkaar niet zat te raken. Op de eerste dag zagen we na een bergbeklimming onze eerste ijsbeer. Later kwam diezelfde beer om vijf uur ‘s nachts langs het station, opgemerkt door de bewegingsmelder. Hij was heel dichtbij, dat was echt een ervaring.
Er waren twee ijsberen die vaker langskwamen, op zoek naar eten. Daarom moesten we ze wegjagen. Bij een ander station lukte dat niet en hebben ze vijf kilo Nutella en koekjes opgegeten. Een goede smaak hebben ze dus wel.
Wat ik het meest miste van thuis waren m’n vriendin en simpele dingen als pizza en een warm bad. We wasten ons in het fjord, in water van 4 graden Celsius. Dat voelde heel primitief. Het was zo’n mooi gebied dat je iedereen een bezoek zou aanraden, ware het niet dat een teveel aan mensen de charme ervan natuurlijk snel zal verpesten.
Op de terugweg hadden we 22 kilo aan bodemmonsters mee en Christian nog een aantal kilo stenen. Onderweg raakten we ook nog de bagage kwijt, die bleef liggen in Kopenhagen. Gelukkig werd het thuis bezorgd. Dat is wel even stressen, maar je hoeft tenminste niet met je spullen te slepen. Ik wil zeker nog wel een keer terug, maar dan niet als onderzoeker, ik wil dan meer van de omgeving genieten.’