‘Altijd wilde ik al iets met paarden, maar mijn masterstage liep toch anders. Uiteindelijk onderzocht ik hoe je de methaanuitstoot van melkkoeien kunt verminderen door kalfjes speciaal voedsel te geven. Niet helemaal mijn ding, maar wel leuk. Ik voerde ze, mestte hokken uit en nam monsters af die ik vervolgens analyseerde in het lab. Het praktische gedeelte van monsters afnemen vind ik eigenlijk veel leuker dan kantoorwerk of labwerk. Zo moest ik bijvoorbeeld pensmonsters afnemen waarbij een slang via de slokdarm naar binnen gaat.
Naast mijn stage ging ik elk weekend op pad en deed vooral outdoordingen, zoals hiken en bergbeklimmen. Ik beklom met een officier uit het Nieuw-Zeelandse leger bij volle maan Mount Ruapehu. Het was toen in Nieuw Zeeland winter en dus koud, zeker op de berg. Prettig contrast als je vanaf 10 graden op zeeniveau de berg op rijdt en in min 20 graden belandt. Halverwege de berg hebben we in een kuil in een bivakzak geslapen. Die nacht liep ik bevroren tenen op. Pas na een aantal maanden kreeg ik weer het gevoel terug.
Het methaanemissieproject was best leuk, maar ik wilde eigenlijk liever iets met paarden doen. Via een kennis hoorde ik van de Australische paardengedragswetenschapper, Andrew McLean. Mijn stage in Nieuw-Zeeland was toen al geregeld, maar ik heb toch contact gezocht met Andrew. Hij heeft een effectieve, ethisch verantwoorde en wetenschappelijk onderbouwde trainingsmethode voor paarden ontwikkeld. Ik heb na mijn stage drie maanden als veredeld stalhulpje op zijn trainingscentrum gewerkt, in 40°C met bosbrandgevaar. Het was hard werken, van ’s ochtends 7 tot ’s avonds 6 uur. Zwaar, maar heel leuk. Ik kreeg er ook les en mocht zelf paarden trainen, waardoor ik veel over het trainingssysteem heb geleerd. Ik kwam erachter dat ik graag een PhD in paardengedrag of -training wil doen. Andrew kan me daar gedeeltelijk in begeleiden, dus nu schrijf ik een PhD-voorstel.’