‘Voor de Nederlandse ambassade in Mozambique deed ik verschillende onderzoeken. Bijvoorbeeld naar de mogelijkheden van de Nederlandse agribusiness in Mozambique. Maar ik heb ook bekeken hoe succesvol het beleid is van het stedelijk drinkwaterbedrijf in Maputo om armen te voorzien van schoon drinkwater. In de praktijk zat ik vooral hele dagen op kantoor informatie te verzamelen en te verwerken. Veldwerk bleek helaas te duur. De enige weg vanuit Maputo naar het midden en noorden van het land loopt door conflictgebied. Ambassademedewerkers pakken voor noodzakelijke bezoeken daarom het vliegtuig, maar tickets voor een stagiair zaten niet in het budget.
Wel heb ik in de buurt van Maputo enkele boerderijen bezocht. Het was interessant om de verschillen te zien tussen de boerderij van een Australiër en die van kleine, lokale boeren. De strakke velden, nette rijen en grote gewassen van de Australiër verschilden enorm met de kriskras liggende veldjes van de kleine boeren. Met maïskolven drie keer kleiner dan hier in de winkel.
’s Avonds en in het weekend trok ik veel met andere buitenlanders op. We gingen dan naar cafés of zalen met livemuziek, waar je je bier uit een halve-literfles drinkt, of we genoten van de blauwe zee en de hagelwitte stranden. Een eindje verderop, dat wel, want vlakbij de stad is het strand bezaaid met rotzooi en de zee is er bruin door de haven en de riviermonding. Mozambikanen gaan overigens zelf zelden met handdoek of picknickmand naar het strand, dat zit gewoon niet in hun cultuur.
Eén keer ben ik op vrijdagmiddag na het werk een biertje gaan drinken met een Mozambikaanse vriend. Net als de meeste barretjes had deze geen ramen maar tl-verlichting en plastic stoelen. Maar het drinktempo bleek, zelfs voor een student, hoog te liggen: aan het eind van de middag kon ik niet meer recht naar huis lopen.’