Nederland is een echt bekenland. Vele tientallen beken doorkronkelen de zandgronden van het zuiden en oosten van ons land. Veel van die beken zijn in de eerste helft van de vorige eeuw rechtgetrokken. Omwille van de landbouw moest het water zo snel mogelijk worden afgevoerd. Maar met de kronkels verdwenen ook de rijke ecologische waarden.
De laatste decennia worden daarom veel beken deels in oude staat hersteld. Een duur karwei. Ongewis bovendien, want van de morfologische processen in laaglandbeken begrijpen we nog niet zoveel. Is dat kronkelen bijvoorbeeld een voortschrijdend proces? Nee, wijst historisch onderzoek van Joris Eekhout uit. Hij promoveerde vorige week op de dynamiek achter de kronkels. Als een beek eenmaal kronkelt, verandert er niet meer zoveel. Ook na herstel van de kronkels vindt hooguit in het eerste jaar nog wat verandering plaats.
Het kronkelen van beken is een ingewikkeld proces, blijkt uit een fraaie veldproef van Eekhout. Waterschap Aa en Maas en Wageningen Universiteit trokken 600 meter van de beek de Hooge Raam in Brabant kaarsrecht en lieten de natuur drie jaar lang haar gang gaan. Binnen acht maanden ontstond een regelmatig alternerend bankenpatroon. Maar dat verdween net zo snel toen het bodemverhang afnam en het water dus minder hard stroomde. Voor blijvende kronkels is meer nodig. Lokale verstoringen zoals kwelwater bijvoorbeeld, dat de oever zacht en erosiegevoelig maakt. Die conclusie trekt Eekhout uit bestudering van het Gelderns-Nierskanaal in Limburg waar dergelijke kwel de meandering op gang bracht.
Voor een stabiele beek moet je een goede gebiedsanalyse maken
Joris Eekhout
Bij beekherstel komt daarom meer kijken dan de bestudering van de historische loop op een oude kaart. Dat bleek bij herstel van een deel van de Lunterse Beek op de Veluwe. Binnen drie maanden streek de beek een zorgvuldig aangelegde kronkel glad. Achteraf verklaarbaar door ingrepen (stuw en sedimenttoevoer) elders in de beek. ‘Voor een stabiele beek moet je een goede gebiedsanalyse maken’, zegt Eekhout daarom. ‘Je moet in beeld krijgen waar de zwakke plekken in het gebied zitten.’ Een stukje kronkelende beek is niet los te zien van de rest van het stroomgebied.
Eigenlijk, vindt Eekhout, moet je een beek pas herstellen als je de hele beek van boven- tot benedenloop tot je beschikking hebt. ‘Maar ik snap dat waterschappen dat niet voor elkaar krijgen. Ik vraag me overigens wel af of een kilometer beekherstel veel effect heeft op de ecologie van een hele beek. Je kunt alleen succesvol beekherstel doen als je op de schaal van het stroomgebied de afvoerdynamiek aanpakt.’