Dit concludeert Coraline Barends in haar proefschrift dat ze dinsdag 30 juni verdedigde.
Barends testte het effect van gewenning in een experiment met 101 baby’s die ze van hun eerst vaste hapje rond zes maanden tot hun tweede verjaardag volgde. De helft maakte direct kennis met een groentehapje terwijl de andere helft gepureerde groente at. Na negentien dagen bleek de ‘groentegroep’ meer artisjok en bonen te eten. Een halfjaar later was dat effect er nog steeds. Baby’s die hadden meegedaan aan het gewenningsexperiment, aten gemiddeld 75 gram groentes per dag, de rest slechts 54 gram.
Rond de tweede verjaardag was het verschil weg en aten beide groepen evenveel groentes. Het betekent niet dat gewenning nutteloos was, zegt Barends. ‘Ze hebben toch 12 maanden voordeel gehad omdat ze meer groentes aten.’
Het onderstreept hoe lastig het is om kinderen – maar ook volwassenen – genoeg groente te laten eten. In alle leeftijdsgroepen leggen Nederlanders te weinig boontjes, bloemkool en olijven op hun bord. Zo zouden twee tot driejarigen 50 tot 100 gram groentes per dag moeten eten. In de praktijk lukt dit maar zo’n 20 procent van de kinderen.
We willen dat kinderen groentesmaken leren herkennen
Martine Alles, Nutricia Research
Makers van babyvoeding onderzoeken hoe ze hier iets aan kunnen doen. ‘Voeding in de eerste levensfase heeft namelijk een groot effect op het individu – positief of negatief’, zegt Martine Alles, directeur Ontwikkelingsfysiologie en voeding bij Nutricia Research in Utrecht. Ze proberen daarom de smaakvoorkeuren van baby’s positief te beïnvloeden. ‘We willen dat kinderen groentesmaken echt leren herkennen. Die smaak moet je bijvoorbeeld niet kwijtraken in de bewerking en je moet geen fruit of vruchtensap toevoegen.’Ook is het belangrijk dat baby’s veel verschillende groentes proeven. ‘Je moet een brede variëteit aan groentes aanbieden, niet alleen “makkelijke” soorten’, zegt Alles.
Bovendien moeten baby’s niet alleen groente eten als puree. Zodra het veilig kan, is het goed herkenbare stukjes groente te verwerken in de voeding.
Voor ouders zit er ondertussen niets anders op dan doorzetten. Promovendus Barends ziet gewenning nog steeds als de beste strategie. Dit vereist echter doorzettingsvermogen: ‘Uit de literatuur weten we dat ouders het na vijf keer proberen opgeven wanneer een kind de groente niet wil. Maar kinderen hebben soms meer aanbiedingen nodig om helemaal te wennen aan een groente.’ Martine Alles benadrukt nogmaals het belang van variatie: ‘Dat betekent dus regelmatig een lepeltje aanbieden van telkens een andere groente zoals broccoli, bloemkool en worteltjes.’