Mijn vriendin studeerde het afgelopen halfjaar aan de Vrije Universiteit (VU) in Amsterdam. Haar terugkeer in Wageningen bleek een verademing na het avontuur in 020. De sfeer op de Zuidas bleek er één van continue competitie en profilering. Deze manier van doen uitte zich onder andere in de manier van kleden. Waar studenten in Wageningen zonder blikken of blozen in korte broek en teenslippers een presentatie geven voor een collegezaal gaat dat op de VU wel anders. De dames lopen in nette mantelpakjes en de heren vertonen zich in jasje als er iets gepresenteerd moet worden. Wij als Wageningers passen niet echt in die cultuur. Zelfs de gemiddelde hoogleraar komt niet veel verder dan een slordig overhemd. Prima! Ik mag die losse cultuur, en de daarbij behorende omgangsvormen wel.
Natuurlijk hebben we in Wageningen een erg gemêleerd gezelschap. Van linkse hippies tot nuchtere boeren en van rechtse corpsballen tot blije christenen. Je kunt het zo divers verzinnen of het is in Wageningen te vinden. Je ziet het meestal direct aan iemand af, bij welke groep hij of zij behoort. Het nadeel hiervan is dat het groepsvorming erg in de hand werkt. In hoeverre mengen de groepen zich? In de praktijk voeg je je het snelst bij de groep waar je zelf ook toe behoort en heb je alleen contact met vreemde groepen als dat nodig is.
Misschien is die Amsterdamse cultuur zo gek nog niet, alhoewel ik er niet aan moet denken dat we er allemaal netjes en identiek bij gaan lopen. Dat doen we wel als we burger zijn, later. Het voordeel van hier nu alvast mee beginnen is wel dat de groepen misschien wat naar elkaar toegroeien. Straks hebben we elkaar vast en zeker nodig. Dan is het misschien slim wanneer je die linkse hippie of rechtse corpsbal toch al eens gesproken hebt.