Commentaar door Satoshi Akaike, masterstudent Environmental Management, uit Japan
‘Uiteindelijk wil ik alle kerncentrales uit Japan zien verdwijnen, maar nu kan dat nog niet. Om de 120 miljoen Japanners van stroom te voorzien hebben we ze nog hard nodig. Bovendien zijn we een geïndustrialiseerd land, en dat vraagt om veel energie. Als er uit deskundig opgestelde risicoanalyses blijkt dat het veilig is, dan is er geen bezwaar om de centrales weer op te starten. Maar voor de generatie van mijn kleinkinderen hoop ik op een Japan dat volledig op duurzame energie is overgeschakeld.
De industrieën die betrokken zijn bij het ontwikkelen van nucleaire technologie zijn groot en machtig in Japan. Het is moeilijk voor politici om het beleid ten aanzien van kerncentrales te veranderen – dat zou stemmen kunnen kosten. Een bedrijf als Toshiba exporteert deze technologie naar andere landen, zoals Turkije. Economische motieven spelen dus ook een rol. De houding van Japan heeft volgens mij ook te maken met de regionale machtsverdeling. Want anders dan in Europa, bestaan er tussen enkele landen in de regio spanningen, zoals tussen Noord-Korea en Japan. Hoewel Japan niet de intentie heeft zich te bewapenen, laat het bezit van kerntechnologie zien dat die potentie er wel is. Zo houden we het machtsevenwicht in stand, waardoor de spanningen niet escaleren. In een utopische wereld zonder legers zou het niet nodig zijn, maar dat is helaas niet de realiteit waarin we leven.
Tegenstanders die zich actief verzetten vormen een minderheid – Japan is geen land van protesteerders. Mijn generatie heeft geen sterk gevoel van identiteit. Na de Tweede Wereldoorlog hebben we een nieuwe, vooral door de Amerikanen ontworpen, grondwet gekregen en is het onderwijssysteem omgegooid. Daardoor veranderde de mentaliteit van de Japanners. Ik heb bijvoorbeeld niet echt nationalistische gevoelens. Met mijn vrienden in Japan praat ik ook weinig over politiek – we voelen ons niet zo betrokken.