Mei Li Vos – Tweede Kamerlid voor de PvdA
‘In de meeste sectoren zit 20 procent van de medewerkers in de flexibele schil. Bij universiteiten is dat – met aio’s erbij – gemiddeld 60 procent. Wanneer je zo slecht kunt voorspellen welke mensen je nodig gaat hebben, voer je gewoon een slecht personeelsbeleid. Bij goed beleid leer je mensen kennen, maak je heldere afspraken en wanneer één van beide partijen zich hier niet aan houdt neem je afscheid. Als je iemand eenmaal kent, vertrouw je erop dat hij contracten blijft binnenhalen. En als dat een keer niet lukt, betaal je iemand uit de basisfinanciering. ‘Goed personeelsbeleid kost tijd. Je moet functioneringsgesprekken houden, praten over carrières en bijscholing. Ik ken schrijnende verhalen van wetenschappelijk medewerkers die dit soort gesprekken nog nooit hebben gehad. Er is alleen maar sturing op cijfers; haalt iemand geld binnen, heeft iemand voldoende publicaties? Er wordt niet inhoudelijk gekeken wat mensen betekenen voor de universiteit. Juist in de wetenschap is dat schadelijk, aangezien je wilt dat de kennis in de hoofden van mensen groeit.’
Maarten Smulders – Universitair docent bij Organische chemie
‘Tijdelijke contracten horen bij deze tijd. Banen voor het leven vind je nergens meer. Zelf ondervind ik niet zoveel gevolgen van mijn tijdelijke contract. In Tenure Track moet ik me weliswaar steeds bewijzen voordat ik uiteindelijk een vast contract krijg. Maar je krijgt ook een duidelijk carrièrepad en dat is ook wat waard. In de oude situatie had je een vast contract maar waren de voorwaarden onduidelijk. Zo bleef er ruimte voor politieke beslissingen en kreeg je het gevoel dat je vriendjes moest worden met de decaan. ‘Ook in mijn privéleven heb ik geen hinder gehad van korte contracten. Ik heb 2,5 jaar gepostdoct in Cambridge. Mijn vriendin studeerde daar tegelijkertijd zodat we beiden een carrièrestap maakten. Het neemt niet weg dat je daar tijdelijk zit en niet echt iets opbouwt, maar ik ervoer het niet als een grote persoonlijke opoffering. Ik zag het toch vooral als een kans.’
Eveline Verhulst – Postdoc bij het laboratorium voor erfelijkheidsleer
‘Jonge onderzoekers worden inderdaad relatief lang aan het lijntje gehouden met tijdelijke contracten. Dat zorgt in je privéleven voor problemen omdat het bijvoorbeeld moeite kost een huis te kopen. Postdocs krijgen voor maximaal drie jaar een contract maar meestal moet je al weer sneller op zoek naar een nieuwe plek. Om me heen zie ik veelbelovende wetenschappers afhaken. In vergelijking met het bedrijfsleven worden ze onderbetaald en bovendien kunnen ze bij bedrijven met wat geluk wel een vast contract krijgen. Om dan door te gaan in de wetenschap moet je een hele sterke drive hebben. Zelf ga ik in de wetenschap door zolang ik contracten krijg voordat ik de switch maak naar het bedrijfsleven.’
Johan van Arendonk – Dean of Sciences
Ik denk dat we in toekomst juist méér met tijdelijke contracten gaan werken. Dat bevordert de mobiliteit van wetenschappers tussen groepen en universiteiten, en dat geeft dynamiek. De universiteit is een broedplaats voor talent, maar iemand die vervolgens elders gaat werken is niet verloren voor de wetenschap. Natuurlijk moet je op een goede manier met mensen omgaan. We weten dat er geen ruimte is om alle promovendi en postdocs in vaste dienst te nemen. Dat is ook niet erg. Het is daarom onze verplichting dat iemand tijdens de aanstelling niet alleen waardevol is voor de groep, maar dat iedereen ook de ruimte krijgt om zichzelf verder te ontwikkelen.
Siavash Atashgahi – Postdoc bij Laboratorium voor Microbiologie
Ik heb een contract voor drie jaar en krijg straks hoogstwaarschijnlijk weer een tijdelijk contract. Er is een mogelijkheid dat ik ooit een vast contract krijg, maar dat duurt nog jaren. In de tussentijd heb ik, als postdoc, een achtergestelde positie, want ik kan bijvoorbeeld geen lening krijgen om een huis te kopen. De redenen dat de universiteit veel met tijdelijke contracten werkt, ken ik niet. Ik begrijp dat aio’s en postdocs die nog niet bekend zijn bij de groep niet direct een vast contract krijgen. Maar als de leerstoelhouder tevreden is met mensen, dan moet hij of zij deze mensen lange of permanente contracten kunnen aanbieden, zonder dat er beleidsrestricties worden opgelegd.
Martin Herold – Hoogleraar Geo-information science and remote sensing
In Duitsland, en vele andere landen, moet je vaak van positie wisselen als je een academische carrière wil. Het hoort bij de onderzoekende houding die nodig is in de wetenschap, zo is de gedachte. En elke keer dat je ergens anders aan de slag gaat, breng je nieuwe kennis mee. Tijdelijke contracten zijn dus inherent aan het universitaire systeem. Dat gezegd hebbende, zou ik mensen ook graag een perspectief bieden voor langere termijn. We verliezen nu talenten aan commerciële partijen, die meer zekerheid kunnen bieden. Het issue is de financiering. Onderzoeksgeld moet ‘verdiend’ worden en de concurrentie om fondsen, met een looptijd van meestal drie tot vier jaar, is hevig. Als je onder die omstandigheden mensen voor langere termijn aanneemt, zonder dat financiering op termijn gegarandeerd is, dan breng je het voortbestaan van de hele groep in gevaar.