‘Het is toeval dat ik in 2011 in Wageningen ben beland. Van landbouw of voedsel had ik nog weinig verstand. Ik had bestuurskunde in Utrecht gestudeerd, en onderzoek gedaan naar Nederlands-Duits-Belgische politiesamenwerking. Dat vond ik hartstikke interessant. Maar toen ik bij de Politieacademie solliciteerde om daarin verder te gaan, werd ik het niet.
Mijn scriptiebegeleiders suggereerden dat onderzoek misschien wel iets voor me was. Dat had ik nooit eerder overwogen, maar ik dacht: “Verrek, dat is een goed idee.” Ik ging naar Wageningen voor een onderzoeksmaster. Maar omdat die te veel overlap had met Utrecht, wilde ik er na drie maanden alweer mee stoppen. Eén van de begeleiders stuurde mij toen een Wageningse PhD-vacature door. Het was een vacature van Katrien Termeer, van wie ik toen les kreeg. Vlak voordat ik definitief stopte met de master ben ik na een college op haar afgestapt: “Ik ben Jeroen en ik heb gereageerd op de vacature.” Ze vertelde later dat die spontane actie een positieve rol speelde bij de sollicitatie.
Ze vertelde later dat die spontane actie een positieve rol speelde bij de sollicitatie.
Zo kwam ik in 2011 terecht bij de Wageningse bestuurskundegroep, om onderzoek te doen naar Europees voedselzekerheidsbeleid. De afgelopen negen jaar heb ik me daar helemaal in gespecialiseerd. Het leuke is dat er maar weinig bestuurskundigen zijn die zich bezighouden met landbouw/voedsel. En dat terwijl het onderwerp dagelijks in de media is. Er spelen zó veel bestuurskundige en politieke vragen! Ik vind het leuk advies te geven en tegelijkertijd word ik geïnspireerd om nieuwe bestuurskundige theorieën te ontwikkelen over deze onderwerpen.
Zonder goede coaching en het duwtje in de rug van mijn begeleiders destijds was ik nooit deze richting op gegaan. Het heeft me geleerd hoe belangrijk mentorschap is. Zelf wil ik ook een goed mentor zijn, zowel op inhoud als op brede vaardigheden en talenten. En van het moment met Katrien leerde ik dat je ook zelf deuren moet durven openen. Niets komt vanzelf.’