© Guy Ackermans en Udo van Dongen
Het gesprek voor dit verhaal vindt plaats in het Belmonte Arboretum op de warmste oktoberdag ‘sinds mensenheugenis’. Het is eigenlijk te warm voor Tinka Murk. Ze noemt zichzelf een wintertype. ‘Van min 15 tot plus 25 is prima, daarboven gaat de lol eraf.’
De #metoo-discussie is net losgebarsten. Hoewel het onderwerp niet ter sprake komt, mailt ze er twee dagen later alsnog over. Ze voelt de behoefte om zich uit te spreken. Als student in Leiden had ze bij een door mannen gedomineerde leerstoelgroep ‘ook flink wat seksistische toestanden te verduren’. ‘In die jurk komen je billen en borsten goed uit. Dat soort dingen. Vervelend en steeds kinderachtig voorspelbaar. Maar ook kleinerend. Toen het een keer echt grensoverschrijdend werd, heb ik tegen mijn begeleider gezegd dat het hem zijn carrière zou kosten als het niet ophield. Dat hielp.’
Dat was Leiden. Maar ook in Wageningen komt het voor. ‘Ik heb jaren geleden twee mannelijke promovendi erop aangesproken dat ze seksistische grappen maakten’, vertelt Murk. ‘Ze hingen ook pin-ups bij elkaar aan de muur. Dat kan absoluut niet, zeker niet in een omgeving met mensen uit verschillende culturen. Ik heb uitgelegd waarom ik hen erop aansprak. Nooit meer seksistisch gedoe gehad.’ Of de verslaggever het wat omzichtig wil inkleden; ze wil niet als een zeurpiet overkomen. ‘Maar dit soort ervaringen hebben mij ervan bewust gemaakt dat het belangrijk is dat er diversiteit is onder leidinggevenden en dat je verantwoordelijkheid neemt richting anderen en waar nodig bijstuurt.’
Bèta-meisje
Tinka Murk, hoogleraar Ecologie van Mariene Dieren, is helemaal niet zo van de barricaden. Maar een duidelijke mening heeft ze wel en die steekt ze niet onder stoelen of banken. Neem stelling 13 uit haar proefschrift: ‘Hoewel ook bij de WUR met de mond de wens van grotere participatie van vrouwen in hogere functies wordt beleden, doet de geringe aandacht voor het oplossen van het knelpunt van onvoldoende kinderopvang vermoeden, dat hierbij de belangstelling vooral uitgaat naar vrouwen zonder baarmoeder.’ ‘Ja die was best kritisch’, lacht ze. ‘Vonden ze niet leuk hier. Maar heel snel daarna is het beleid rond kinderopvang wel veranderd. Het was ook bizar slecht geregeld.’ Op dat moment had Murk zelf nog geen kinderen. Daar wachtte ze mee tot na haar promotie. Haar zoon is onlangs in Enschede gaan studeren.
Zelf koos Tinka Murk na de middelbare school voor biologie. Eigenlijk wilde ze dierenarts worden. ‘Maar ik heb een slecht geheugen voor feitjes, dus dat was niet zo slim. Ook ben ik naar natuurkunde gaan kijken, want ik ben een echt bèta-meisje. Maar dat waren bijna allemaal van die nerdy mannen en dat zag ik niet zo zitten. Het werd dus biologie. In Leiden, want dat was maar elf kilometer fietsen, zodat ik het eerste jaar thuis kon blijven wonen.’
Haaienschedeltje
Eigenlijk lag de keuze voor biologie best voor de hand. Op haar slaapkamer stond een glazen bak vol biologische rariteiten, vertelt ze spontaan. ‘Een koeienfoetus op sterk water, een gedroogde paddenstoel, een haaienschedeltje. En dan vond mijn moeder weer een dood vogeltje onder mijn bed, die ik daar had verstopt om het skeletje eruit te halen. Of een goudvis in de vriezer. Vind jij dat nerdy? Ja, misschien kun je dat wel zo noemen.’
Tinka Murk sorteert vistuig dat ze samen met andere duikers van een scheepswrak in de Noordzee heeft gehaald.
Nerdy of niet, het toont vooral hoe nieuwsgierig Tinka Murk altijd al is geweest. ‘Supernieuwsgierig. Altijd en naar alles. Familie en vrienden worden daar weleens knettergek van. Ik wil altijd het naadje van de kous weten.’ Het is bijvoorbeeld de reden waarom ze twee kandidaatsstudies afrondde: eerst milieubiologie, daarna biochemie. ‘Milieubiologie, zeg maar ecologie, vond ik veel te black-boxerig. Alleen een verband aantonen tussen een milieufactor en het gevolg daarvan voor een organisme, is voor mij niet genoeg. Correlaties verklaren nog niet waarom iets is zoals het is. Daarvoor moet je ín het dier kijken. Dat is precies wat mijn leerstoelgroep nu doet: kijken hoe beesten op moleculair, fysiologisch of ecologisch niveau reageren op allerlei soorten veranderingen. En dan op basis daarvan proberen ontwikkelingen te verklaren, voorspellen en eventueel managen.’
Plastic in zee
De stap naar de toxicologie zette Murk na haar afstuderen. Na kortdurende banen bij het Centrum voor Milieukunde in Leiden en het RIZA in Lelystad trad ze in 1986 aan bij de Gezondheidsraad om daar de nieuwe tak ecotoxicologie op te zetten. ‘Dat was uitdagend. De Gezondheidsraad vertaalt wetenschap naar advies voor beleidsmakers. Toxische stoffen waren toen een enorm probleem. De toenmalige voorzitter, oud-minister Ginjaar, zag heel duidelijk het verband tussen gezondheid en milieu. Ik kreeg een lege kamer met een leeg bureau en zo ongeveer de eerste laptop die er bestond, zo’n ding van 7 kilo, waar je je een breuk aan sjouwt. En de opdracht: doe maar ecotoxicologie. Dan moet je dus heel ondernemend zijn. En dat ben ik eigenlijk wel.’
Mijn kracht zit in het verbinden van disciplines en mensen.
‘Ik hou er van om nieuwe dingen te proberen, iets van de grond te tillen’, licht Murk verder toe. ‘Mijn kracht zit in het verbinden van disciplines en mensen. Dat vind ik leuk, omdat je van elkaars vakgebieden leert en maatschappelijke problemen eigenlijk altijd een interdisciplinaire aanpak vragen. Ik ben nu bijvoorbeeld bezig de aanpak van plasticvervuiling interdisciplinair aan te zwengelen. Plastic opruimen uit zee zet geen zoden aan de dijk. Het gaat erom hoe dat plastic ín zee komt, daar moeten we iets aan doen. Op eilanden waar geen drinkwatersysteem is, drinken mensen louter water uit plastic flesjes. Waar moeten ze die laten? Infrastructuur voor afvalverwerking is er niet. Dus komt het afval op dumps terecht langs de kust en spoelt het “weg”. Om daar iets aan te doen heb je geen mariene ecologie nodig, maar bijvoorbeeld lokale recycling. En voor zulke oplossingen is samenwerking nodig, met Environmental Governance, met Resource Economics en Milieutechnologie. Je moet mensen een alternatief bieden. Daar geloof ik in.’
Zee-egels
Het was de toenmalige hoogleraar Toxicologie Jan Koeman die Murk vroeg naar Wageningen te komen. In 1989 trad ze in dienst als docent ecotoxicologie. Acht jaar later promoveerde ze op een studie naar de fysiologische effecten van PCB’s en dioxines. Hiervoor voerde ze lab- en veldproeven uit met visdieven en eidereenden. Ook ontwikkelde ze een nieuwe methode om met een celtest snel en efficiënt de aanwezigheid en giftigheid van dioxine-achtige stoffen aan te tonen.
Veel van Murks werk richtte zich op de verstorende effecten van gifstoffen op de werking van het schildklierhormoon. Voorheen werden meestal Afrikaanse klauwpadden gebruikt om deze verstoring aan te tonen, maar Murk introduceerde de zee-egel als modeldier. Dat scheelde veel proefdieren – zee-egels zijn ongewerveld en dus volgens de wet geen proefdieren – en was veel efficiënter. Murk is dol op zee-egels. ‘Het zijn superinteressante beesten, die hormonaal heel erg op ons lijken. De larfjes van zee-egels ondergaan net als kikkers een door schildklierhormoon gestuurde metamorfose. Net als wij mensen trouwens. Wij gaan bij de geboorte ook van een aquatisch naar een terrestrisch milieu, waarbij we ineens lucht moeten ademen.’
Hoogleraar worden
In 2008 werd Murk persoonlijk hoogleraar Ecotoxicologie. Het heeft lang geduurd voordat ze de ambitie om hoogleraar te worden, durfde uit te spreken. Een vrouwending, zegt ze daar zelf over. ‘Als vrouw ben je geneigd te denken dat ze je wel ontdekken als je goed genoeg bent. Maar dat is helemaal niet zo. Vrouwen vinden het vaak gênant om hun ambitie uit te spreken. Daar had ik ook last van. Tot ik in benoemingsadviescommissies voor hoogleraren ging meedraaien en kandidaten voorbij zag komen waarvan ik dacht: jij? Dan had ik al lang hoogleraar moeten zijn. Het was een hele overwinning om voor het eerst hardop te zeggen dat ik de ambitie had om hoogleraar te worden. Mannen doen dat soort dingen vaak makkelijker en zien wel waar het schip strandt. Daar kunnen vrouwen best iets van leren. Dat geef ik mijn vrouwelijke studenten en aio’s ook mee: zeg wat je wilt en doe niet aan valse bescheidenheid.’
Het leven is veel makkelijker als leerstoelhouder dan als persoonlijk hoogleraar.
Twee jaar geleden volgde de aanstelling op de nieuwe leerstoelgroep Mariene Dierecologie, de kroon op haar carrière. ‘Het leven is veel makkelijker als leerstoelhouder dan als persoonlijk hoogleraar’, zegt ze daarover. ‘Je kunt de dingen op jouw manier doen en hoeft je niet aan te passen aan hoe een ander vindt dat het moet. Het kost mij veel minder energie. Het is hard werken, maar iedereen werkt hier hard. En als je echt iets te zeggen wilt hebben, serieus genomen wilt worden, helpt het dat je hoogleraar bent.’
Riffen en zeegras
De groep van Murk telt drie stafleden, twee postdocs en vijftien promovendi. Die onderzoeken onder meer hoe mariene dieren, zoals sponzen en koralen, zich aanpassen aan veranderingen in het milieu, zoals opwarming en verzuring. Ze onderzoeken ook hoe geïsoleerde mariene meren zich hebben ontwikkeld en wat we daarvan kunnen leren voor de oceanen als de milieuomstandigheden veranderen. En ze bestuderen wat er gebeurt als je dispergeermiddelen inzet tegen olievervuiling en de olie vervolgens onder invloed van algen naar beneden zakt en de zeebodem verstikt.
Maar de aandacht ligt ook dichter bij huis. In haar inaugurele rede, die ze op donderdag 2 november uitspreekt, gaat Murk uitvoerig in op het milieu in de Noordzee. Onder de titel Back to the future instead of forward to the past bepleit ze een Noordzee waarin weer plek is voor natuurlijke riffen en zeegras. ‘Terug naar een habitat met woonruimte voor vissen die holletjes en riffen nodig hebben’, licht Murk haar visie toe. ‘Mosselboeren mopperen dat krabbetjes en zeesterren hun mosselen opeten. Maar dat komt doordat er geen kabeljauw, rog of paling meer is om tijdig krabbetjes en zeesterretjes op te eten. Mosselboeren gebruiken nu grote zwabbers om de zeesterren van hun percelen weg te houden. Dat is dweilen met de kraan op. Het hele systeem is uit balans.’
Hetzelfde schuitje
Om die balans te herstellen is een nieuwe toekomst nodig, met mogelijkheden voor een rijk en divers systeem, met habitats en functies die daarbij horen. Murk: ‘Mensen willen graag behouden wat er is. Maar als de omgeving drastisch verandert, moet je niet proberen te behouden wat er is, want dat is tuinieren. Je moet de zeenatuur in staat stellen zich aan te passen aan de toekomstige omstandigheden. De maatschappij moet daarvoor net zo goed veranderen als het ecosysteem. Zorg dat je weer riffen krijgt, met schelpdieren die het water schoon filteren, zeegrasvelden en rijke delta’s met een verbinding tussen zoet en zout water. En als je dat verstandig doet, kun je er op termijn nog van oogsten ook.’
Ik vind het onprettig en onterecht om vissers als kwaaie pieren weg te zetten.
Maar deze veranderingen moeten wel plaatsvinden in overleg en met respect voor alle betrokkenen. Want dat is de weg die Murk kiest. ‘Dat is de rol die mij aanspreekt. Grenzen aangeven, met de vuist op tafel slaan als het nodig is, maar wel praten. Ik vind het niet prettig en ook niet terecht om bijvoorbeeld vissers als kwaaie pieren weg te zetten. Bij die vissers zit veel kennis, ervaring en beroepseer. Het zijn geen heiligen en regels en controles zijn nodig. Maar je moet ook serieus naar hen luisteren en kijken of er innovatievere methoden zijn om voedsel uit zee te oogsten met respect voor het ecosysteem. We zitten tenslotte allemaal in hetzelfde schuitje, op weg naar de toekomst van onze kinderen.’
CV Tinka Murk
1959, Harderwijk
1977-79 Kandidaats Milieubiologie, Leiden
1979-82 Kandidaats Biochemie, Leiden
1982-85 Doctoraal Biologie, Leiden
1985 Centrum voor Milieukunde in Leiden, deels gedetacheerd bij RIZA in Lelystad
1986-89 Gezondheidsraad, Den Haag
1989 Docent Ecotoxicologie, Wageningen
1997 Promotie bij professor Koeman
2002 Hoofddocent Ecotoxicologie
2008 Persoonlijk hoogleraar Ecotoxicologie
2015-heden Hoogleraar bij nieuwe leerstoelgroep Ecologie van Mariene Dieren
Tinka Murk is voorzitter van de Wetenschappelijke Adviesraad Stichting De Noordzee en de REEFolution en geeft in haar vrije tijd duiklessen. Ze heeft een partner en een zoon.