Tekst: Vincent Oostvogels
Zo sprak ik op een ochtend een stel dat zich beklaagde over ‘al die met glyfosaat doodgespoten velden’ en lunchte ik nog diezelfde middag met een man die zich ergerde aan ‘de megastal’ in ons uitzicht. Het bleken twee ongelukkige misverstanden: het stel had goudgele, vers geoogste graanvelden gezien en in ons uitzicht stond een aardappelloods.
Grappig genoeg vond dit allemaal plaats aan de rand van een Natura 2000-gebied, het type beschermde natuur dat door de stikstofcrisis ter discussie is komen te staan. Steeds weer wordt er geopperd om het aantal Natura 2000-gebieden te verminderen. Zo schreef columniste Rosanne Hertzberger eind september in NRC dat het tijd wordt dat de natuur ook eens inlevert, omdat ‘de boer al te lang onze boksbal is geweest’.
Haar opmerking is lastig vol te houden. De landbouw heeft lange tijd juist alle ruimte gekregen: door inpoldering en herverkaveling, subsidieverlening en vergunningverstrekking. Daar hebben we allemaal van geprofiteerd, maar het heeft ook veel kapotgemaakt.
Ook de mensen die bezorgd zijn om de natuur voelen zich niet altijd serieus genomen
Al bij al is vooral de natuur de boksbal van de landbouw geweest. Heel veel mensen zijn daar oprecht bezorgd om. Ik ook. En – net als de boeren die de afgelopen weken protesteerden – voelen we ons in onze zorg lang niet altijd serieus genomen. Maar soms kunnen we daar wel zelf iets aan doen. We zouden al een stuk geloofwaardiger overkomen als we ons net iets beter over die landbouw hadden geïnformeerd, bijvoorbeeld.
Vincent Oostvogels (22) zoekt in zijn twee masteropleidingen Forest and Nature Conservation en Animal Sciences het kwetsbare raakvlak op tussen natuurbeheer en voedselproductie.