Vorige week werd bekend dat de gemeente Amsterdam het aantal bijenkasten wil gaan beperken. In sommige delen van de stad overwegen ze zelfs een verbod. De reden? Steeds meer mensen zijn hobbyimker, en hun honingbijen kunnen een bedreiging vormen voor andere bijensoorten. Ze concurreren met elkaar namelijk om hetzelfde voedsel.
De media pikten het nieuws gretig op. Exemplarisch was een rapportage van de NOS, waarin de wetenschappelijk directeur van Naturalis aan het woord kwam. Hij noemde honingbijen ‘McDonalds-bijen’, vanwege hun generalistische voedselkeuze. Andere bijensoorten waren ‘wilde bijen’. Verder hadden honingbijen niets met biodiversiteit te maken, want het waren ‘gewoon landbouwhuisdieren’.
Zou dit alles de natuur helpen? Zou het effectief zijn menselijke activiteiten steeds alleen maar als bedreiging te zien, als iets wat uit de (stads)natuur geweerd moet worden? Hebben we iets aan dat kunstmatige onderscheid tussen cultuur en natuur, wild en tam? Zijn we gebaat bij deskundigen die het publiek vertellen wat het wel en niet onder biodiversiteit mag verstaan?
Terecht is er aandacht voor de invloed van honingbijen op andere bijensoorten. Maar laten we de positieve kanten van imkeren niet uit het oog verliezen. Imkeren stelt mensen in staat deel te nemen aan de natuur, net zoals wildplukken dat doet. Het helpt mensen zich verbonden te voelen met hun omgeving en de seizoenen. Allemaal dingen die positief bijdragen aan de verantwoordelijkheid die mensen voelen om voor de natuur te zorgen.
Imkeren helpt mensen zich verbonden te voelen met hun omgeving en de seizoenen
Terecht krijgen deskundigen een podium om het publiek te vertellen over niet-honingbijen en de bedreigingen waar die mee geconfronteerd worden. Maar laten we tegelijkertijd ook aandacht hebben voor de geschiedenis die mens en honingbij delen. Laat de mensen zich verwonderen over honingjagers die bijenhouders werden, over wilde honingbijen die tot op de dag van vandaag in holle bomen in het bos leven, over imkers die er allemaal verschillende werkwijzen op na houden.
Ik hoop dat ze in Amsterdam tot een oplossing komen. Samen met de nieuwe imkers en zonder contraproductieve scheidslijnen te creëren tussen mens en natuur.
Vincent Oostvogels (26) zit in het tweede jaar van zijn promotieonderzoek naar biodiversiteitsherstel in de melkveehouderij. Hij droomt ervan op een dag zelf een paar koeien te kunnen houden.