Biodiesel afkomstig van oliepalmplantages in Indonesië voldoet niet aan de Europese klimaatstandaard zodra de plantages deels op veengrond liggen. Dat constateert de Wageningse promovendus Nima Khasanah.
Khasanah onderzocht de koolstofbalans van 20 oliepalmplantages in Indonesië. Slechts een kwart voldoet aan de huidige EU-eisen.
EU wil alleen duurzame palmolie
De EU-landen importeren palmolie vooral als grondstof voor voedsel en cosmetica, maar het gebruik voor biodiesel heeft de meeste aandacht. De EU wil alleen duurzame palmolie importeren, waarbij de CO2-emissie bij gebruik van biodiesel ten minste 60 procent lager is dan van de fossiele brandstoffen. Volgend jaar wordt de norm 70 procent.
Koolstofschuld
Als oliepalmen worden geteeld op veengrond neemt de emissie juist toe, constateert Khasanah. En ook palmolie van gemengde herkomst (zowel zand als veen) voldoet niet aan de Europese 60%-norm. Door de omzetting van bos naar oliepalm starten de plantages met een zogenoemde ‘koolstofschuld’. Als die schuld meer dan 10 ton koolstof per hectare is, kunnen plantages niet voldoen aan 60%-norm, zegt de Indonesische promovendus. Een tweede-generatie plantage heeft geen koolstofschuld bij de huidige rekenregels en kan wel aan de eisen voldoen.
Behoefte aan betrouwbare data
De belangrijkste palmolieleveranciers Indonesië en Maleisië staan zwaar ter discussie als leverancier van biodiesel. Daarom hebben de palmolie-exporterende landen behoefte aan betrouwbare data over de ecologische voetafdruk van de oliepalmproductie. Khasanah, werkzaam bij het internationale onderzoeksinstituut voor agroforestry (ICRAF) in Indonesië, ging op onderzoek uit.
Koolstofopslag
Eerst bepaalde ze de bovengrondse koolstofopslag, uitgaande van een 25-jarige levenscyclus van de oliepalm, op 20 oliepalmplantages op zand- en veengronden in Indonesië. Daarbij berekende ze hoeveel CO2 verloren ging bij de aanleg van de plantages (meestal wordt er bos gekapt) en hoeveel koolstof de plantages opslaan in de vorm van boomstammen en bladeren. Ook bepaalde ze de ondergrondse koolstofopslag in de bodem van de plantages.
Stelregels
Uit die gegevens distilleerde Khasanah een aantal stelregels. Hoe meer regenwoud er is omgezet in palmolieplantage, hoe groter de kans dat de plantage niet voldoet aan de EU-richtlijnen. Ook het aandeel veengrond op de plantage verkleint de kans dat het bedrijf aan de EU-norm voldoet, net als veel kunstmestgebruik.
Met het model van Khasanah kunnen de oliepalmplantages een specifieke rekensom maken of hun bedrijf aan de EU-eisen voor biodiesel voldoet. Maar op basis van haar onderzoek bij 20 bedrijven trekt ze ook algemene conclusies. Slechts een kwart van de bemonsterde plantages kan voldoen aan de Europese normen uit 2018.
Segmentatie
Dat percentage van 25 procent is overigens groter dan het aandeel palmolie dat op dit moment als biodiesel naar Europa wordt verscheept. Handhaving van de Europese milieuregels leidt daarom niet tot minder biodiesel. Het leidt vooral tot een segmentatie van de palmoliemarkt, zegt Khasanah, en ook niet tot vermindering van de negatieve milieueffecten in Indonesië.
Mengteelten
Om die milieueffecten aan te pakken, zijn er echter andere mogelijkheden voor de Indonesische plantages, vervolgt Khasanah. Ze vergeleek de klimaatscores van boeren met alleen oliepalm en mengteelten. De mengteelten van oliepalm met cacao en zwarte peper presteerden veel beter dan de monoculturen, zowel op het gebied van economie als milieu, constateert ze. Mengteelten leveren de boer meer rendement per hectare, constateert Khasanah, zodat de boeren minder land (ofwel bos) nodig hebben om een inkomen te halen. Een deel van deze mengteelten kan wel voldoen aan de Europese criteria, waar monocultures dat niet doen.
Nima Khasanah promoveerde op 9 april bij Meine van Noordwijk, bijzonder hoogleraar Agroforestry bij WUR.