Niet vliegen naar een exotisch oord, maar de schoonheid van nationale parken in eigen land verkennen. Maar is dat wel zo duurzaam en kunnen Nederlandse natuurgebieden en de dieren die er leven die toestroom aan?
Op safari in eigen land met de Nederlandse big five: het edelhert, het wild zwijn, de ree, de das en de vos. Daarnaast zijn er talloze vogels, kikkers, padden en konijnen te zien in Nederlandse natuurgebieden. Tijdens de coronapandemie namen we een kijkje in een alternatieve wereld waar een groot deel van de Nederlanders in het thuisveld blijft tijdens de vakanties en de natuur in eigen land ontdekt.
Tien procent
In 2020 nam het verkeer richting natuurparken met zo’n 75 procent toe. Helaas zijn de Nederlandse natuurgebieden qua oppervlakte niet berekend op zulke bezoekersaantallen volgens Patrick Jansen, universitair hoofddocent Wildlife Ecology and Conservation. In het Nationale Park de Hoge Veluwe onderzoekt hij het effect van recreatie op wilde dieren.
Van alle Nederlandse grond is slechts 10 procent beschermd natuurgebied, dat dient als leefgebied voor wilde dieren. Hoewel er dagelijks mensen door natuurgebieden wandelen en fietsen, blijven de dieren schuw en houden ze ruim afstand van de bezoekers. ‘Naarmate mensen meer ruimte innemen in de natuurgebieden, wordt het leefgebied van de dieren effectief kleiner’, aldus Jansen.
Kleiner leefgebied
Dat recreatiedrukte de ruimte en tijd beperkt waarin wilde dieren zich bewegen, ziet Jansen ook op de Veluwe. Met cameravallen meten hij en zijn collega’s welke gebiedsdelen de dieren gebruiken, wanneer en in welke mate. ‘Wanneer het park langere tijd volledig afgesloten is voor bezoekers, zoals tijdens de mond-en-klauwzeeruitbraak in 2001, gebruiken dieren al snel alle ruimte, zowel overdag als ’s nachts.
Het lijkt alsof de dieren de angst die ze opbouwen tijdens drukke periodes maar langzaam verliezen
Wanneer bezoekers door het park wandelen of fietsen, trekken de dieren zich terug. ‘Ze gebruiken rustgebieden dan twee keer zo intensief als overige delen van het park’, vertelt Jansen. Striktere maatregelen, zoals bezoekers verplichten om op de paden te blijven, lijken hieraan weinig te veranderen, suggereren de metingen van Jansen en zijn collega’s. Bij toenemende drukte, neemt de omvang van hun leefgebied snel af, terwijl het zeer langzaam herstelt bij terugkerende rust. ‘Het lijkt alsof de dieren de angst die ze opbouwen tijdens drukke periodes maar langzaam verliezen.’
Hoewel reeën, edelherten en zwijnen de hoofdrol spelen in zijn onderzoek, zijn het niet de dieren waar Jansen zich direct zorgen om maakt. ‘Grondbroeders zoals de tapuit en de boomleeuwerik broeden in heideachtige terreinen’, zegt Jansen. Juist dat zijn populaire bestemmingen voor toeristen. ‘Door hun aanwezigheid verstoren ze onbedoeld deze bedreigde vogels. Soms zelfs in zo’n hoge mate dat de vogels hun broedsel opgeven.’
Moordzone
Meer recreatie in de natuur leidt ook tot fysieke verstoring. Wandelaars vertrappen kwetsbare vegetatie en fietsers rijden reptielen plat. Betonnen fietspaden en zandige mountainbikeroutes warmen flink op in de zon en vormen zo een ideale opwarmplaats voor reptielen. Door het toenemende aantal fietsers worden veel van die reptielen doodgereden. ‘Dat vraagt om terughoudendheid bij de aanleg van nieuwe voorzieningen en paden voor toerisme’, zegt Jansen.
‘Het is mooi dat Nederlanders in hun eigen land ontspanning vinden’, zegt Jansen. ‘Maar ironisch genoeg is natuurtoerisme in het buitenland tot op zekere hoogte ook belangrijk voor natuurbescherming en daarmee het klimaat’. In arme landen draaien hele economieën op de belangstelling van mensen voor de natuur en wilde dieren. Met de inkomsten van ecotoerisme behouden en beschermen die landen hun natuur. ‘Als iedereen massaal stopt met zulke plekken bezoeken, vermindert dat weliswaar uitstoot, maar verdwijnt een basis voor natuurbehoud in zulke landen’, zegt Jansen. Uiteindelijk is het dus een kwestie van balans: ecotoerisme in het buitenland afwisselen met de natuur in Nederland verkennen.
Natuurtoerisme in het buitenland is tot op zekere hoogte ook belangrijk voor natuurbescherming en daarmee het klimaat
‘Op vakantie in eigen land en de natuur zo min mogelijk verstoren is goed en duurzaam, zolang we de drukte spreiden’, zegt Jansen. Dat kan bijvoorbeeld door vakanties zoveel mogelijk buiten het hoogseizoen te plannen. Daarnaast ziet Jansen graag dat de Nederlandse overheid de ruimte buiten natuurgebieden interessanter maakt voor recreatie. ‘Met houtwallen, kronkelende slootjes, heggen en paden kleed je landschappen aan en zijn ze geschikter voor toerisme en andere buitenactiviteiten zoals joggen en mountainbiken. Dan zijn toeristen niet alleen aangewezen op de natuurparken en ervaren dieren minder piekdrukte.’
Dit was de laatste aflevering in de zomerserie over Duurzaam Toerisme.