Wilde vissen zijn genetisch aangepast aan het leven in de natuur, maar niet aan leven in de kwekerij. Daardoor is kweek van wilde vis minder efficient. Bij fokprogramma’s worden de ouders met de beste genen geselecteerd om de volgende generatie voort te brengen. Bijvoorbeeld om vissen te produceren die sneller groeien of meer filet maken. In aquacultuur is dit nog relatief ongebruikelijk. Terwijl fokprogramma’s wel kunnen helpen om de visteelt efficienter te maken, en daarmee bijdragen aan een duurzame visproductie.
‘Fokken is keuzes maken’, zegt Janssen. ‘Want in bijna alle gevallen gaat meer nadruk op de ene eigenschap, ten koste van iets anders.’ En waar kun je dan het best op richten? Om dat te bepalen moet je volgens Janssen eerst weten wat het voor het bedrijf oplevert. Bij landbouwhuisdieren zoals koeien of kippen is hier veel onderzoek naar gedaan, maar voor ‘viseigenschappen’ is die zogenaamde economische waarde vrij onbekend.
Janssen ontwikkelde een bio-economisch model, dat is een computermodel dat een viskwekerij nabootst. Vervolgens keek hij wat de winstgevendheid zou zijn van een bedrijf, afhankelijk van de viseigenschappen waarop geselecteerd werd. Janssen: ‘Met het model kun je bijvoorbeeld zeggen wat de extra winst is voor een bedrijf als een vis 5 procent harder groeit, of een 1 procent hoger filetrendement heeft’. Op basis daarvan kan een bedrijf keuzes maken over hoeveel nadruk het legt op de verbetering van elk kenmerk.
Vissen worden ten opzichte van landbouwhuisdieren relatief vaak blootgesteld aan ziektes omdat ze bijvoorbeeld op open zee worden gekweekt.
Kasper Janssen, promovendus Animal Breeding and Genomics
Zeeluis
Daarnaast ontwikkelde Janssen een nieuwe methode om de economische waarde van ziekteresistentie te berekenen. ‘Vissen worden ten opzichte van landbouwhuisdieren relatief vaak blootgesteld aan ziektes omdat ze bijvoorbeeld op open zee worden gekweekt. Ziekteresistentie is daarom een eigenschap waar in fokprogramma’s in de aquacultuur veel op geselecteerd wordt’, vertelt Janssen. ‘Maar het is lastig te koppelen aan de winstgevendheid van het bedrijf. Het is vrij ingewikkeld om te berekenen omdat veel verschillende factoren een rol spelen en omdat er nog veel is wat we niet weten over de epidemiologie van visziekten.’ Janssen ontwikkelde een algemene methode om de economische waarde in te schatten van ziekteresistentie, en heeft deze methode toegepast op zeeluis, de belangrijkste ziekte in de zalmteelt.
Optimaliseren
Er is volgens Janssen niet één gouden tip als het gaat om het optimaliseren van fokprogramma’s. ‘Het hangt bijvoorbeeld ook af van de bedrijfsstructuur. Er zijn gespecialiseerde fokkerijbedrijven, die leveren eitjes en jonge vis aan de kwekers. Maar er zijn ook geïntegreerde bedrijven die zowel fokken als opkweken. Die plukken dus direct zelf de vruchten van hun fokprogramma. Afhankelijk van het doel zullen bedrijven anders moeten investeren in hun programma.’
Volgens Janssen is de belangrijkste conclusie dat met het optimaliseren van fokprogramma’s niet zo zeer winst te behalen valt door nog efficiënter werker, maar vooral door de inefficiënties te beperken. ‘Het beste programma blinkt niet uit op één punt, maar doet het op ieder punt redelijk goed.’
Kasper Janssen promoveerde op 4 juni bij de leerstoelgroep Animal Breeding and Genomics.