Het ministerie van LNV wil minder afhankelijk zijn van soja-import en het areaal met eiwitgewassen in Nederland vervijfvoudigen. Soja, veldboon, lupine en erwt komen in aanmerking, aldus praktijkonderzoekers van WUR. De akkerbouwers hebben de kennis, maar de melkveehouders de grond voor nieuwe eiwitgewassen.
Binnen tien jaar dienen de Nederlandse boeren op 100.000 hectare eiwitrijke vlinderbloemige gewassen te telen, een vervijfvoudiging van het huidige areaal. Dat stelt het ministerie van LNV in haar Nationale Eiwitstrategie. Nederland wil minder afhankelijk worden van import van eiwitrijke grondstoffen, met name soja. Om de teelt te stimuleren, heeft de regering een Green Deal Vlinderbloemigen geformuleerd met bedrijven uit de eiwitketen.
‘Nederlandse soja kan als veevoer niet concurreren met Braziliaanse’
Wageningen Plant Research in Lelystad doet veel onderzoek aan eiwitgewassen. Zo gebruikte het instituut sojaplanten die aan de Nederlandse omstandigheden zijn aangepast om een teelt in Nederland te ontwikkelen. Maar deze nedersoja is nog geen succes, het areaal soja bij akkerbouwers nam de afgelopen jaren zelfs af. ‘Nederlandse soja kan als veevoer niet concurreren met Braziliaanse’, zegt onderzoeksmanager Chris de Visser. ‘De opbrengst is 2.5 à 3 ton soja per hectare op dure grond in Nederland, tegen ongeveer 1000 kilo meer per hectare in Brazilië tegen veel minder hoge teeltkosten. Dat levert de Nederlandse akkerbouwers te weinig op, die kiezen liever voor graan.’
Liever graan
Om te begrijpen waarom graan favoriet is, legt De Visser het bouwplan uit van de Nederlandse akkerbouwers. Die telen in elk geval aardappelen en uien, dat zijn de cash crops. Die teelt wisselen ze af met tarwe: een makkelijk gewas met een redelijk hoge opbrengst van 9 à 10 ton per hectare, die de ziektedruk in de andere gewassen drukt en goed is te combineren met groenbemesters. Deze graanteelt levert financieel niet veel op, maar past goed in het totale bouwplan. Pas wanneer eiwitgewassen hiermee kunnen concurreren, gaan boeren de productie opschroeven.
De veldboon is het meest kansrijke eiwitgewas op dit moment. Dit peulgewas is een robuuste plant met weinig ziekten, levert zo’n 6 ton per hectare op en is goed te verwerken tot babyvoeding en vleesvervangers, zegt De Visser. Minpunt is dat de veldboon maar 25 à 30 procent eiwit bevat, tegen 50 procent in sojaschroot (soja waar de olie is uitgeperst). Dus je moet ook het zetmeel in de veldboon tot waarde brengen, zegt zijn collega Ruud Timmer. Hij doet onderzoek om het eiwitpercentage van de veldboon te verhogen. Andere onderzoekers kijken naar de ontwikkeling van een productieketen voor vleesvervangers van veldboon.
Een derde, al wat oudere kandidaat is lupine. Dat is een vlinderbloemige met iets meer eiwit (30 à 35 procent) dan de veldboon, maar met een aanzienlijk lagere opbrengst van 2.5 à 3 ton per hectare. ‘Te weinig’, oordeelt De Visser.
Veehouders
Een nieuwe kanshebber is de gele erwt. Dat is een makkelijk te telen gewas, past goed in een bouwplan met graan, maar de oogstrisico’s zijn groot. Vogels houden van erwten en tijdens het afrijpen zakt het gewas in elkaar, waardoor de machine niet alle peulen oogst. Interessant, maar risicovol, oordeelt Timmer.
De veehouders hebben de grond, maar de akkerbouwers hebben de kennis’
Bij elk eiwitgewas is de vraag: past het in het bouwplan van de akkerbouwer? Veel ruimte is er niet in het Nederlandse bouwplan, denkt De Visser. Hij ziet meer kansen in typische graanlanden als Frankrijk en Duitsland, waar akkerbouwers het op graan gebaseerde bouwplan willen diversifiëren en uitbreiden. In Nederland is er wel plek voor peulgewassen als de veldboon en lupine, denkt hij, maar dan vooral in de veehouderij.
Kan het uit?
De eiwitgewassen passen goed in een bouwplan met gras en mais, legt Timmer uit. ‘Gras is geliefd bij de Nederlandse melkveehouders en het levert het meeste eiwit op. Maar de boeren moeten eiwitrijk krachtvoer bijvoeren, met name in de winter, om het eiwitgehalte in de melk hoog te houden. Dat gebeurt nu met eiwit uit gekocht sojaschroot, maar die kan hij ook zelf verbouwen.’
Probleem is wel: ‘De veehouders hebben de grond voor deze teelt, maar de akkerbouwers hebben de kennis. Die moeten dus samenwerken’, zegt De Visser. Zo zou de veeteler de teelt van eiwitgewassen kunnen uitbesteden aan een naburige akkerbouwer.
Maar ook bij de melkveehouders geldt de tucht van de markt; kan dat veevoer van eigen erf wel concurreren met de buitenlandse veevoeders? Timmer ziet in eerste instantie kansen in de biologische sector. ‘De ecoboeren gebruiken al jaren peulvruchten om het bouwplan te verruimen. Deze gewassen leggen stikstof vast, zorgen voor een betere bodemkwaliteit en leveren geurende bloemen die insecten aantrekken. Ze kunnen dus ook een rol spelen bij behoud van biodiversiteit. Dit past bij het duurzame karakter van biologisch eten. Maar willen consumenten extra betalen voor melk van koeien die lokaal geteeld veevoer krijgen?’
‘Meer eiwitgewassen bij gangbare melkveeboeren en akkerbouwers zal op dit moment alleen lukken als ze met aanvullende wetgeving worden verplicht of via financiële ondersteuning gestimuleerd’, zegt De Visser. Hij noemt het plan om 100.000 hectare eiwitgewassen – 5 procent van het totale areaal aan landbouwgrond – in Nederland te realiseren dan ook ‘ambitieus’.