Meningen van jonge fijnproevers ontdekken

Creatieve methoden helpen achterhalen hoe kinderen denken over vleesvervangers.
Een groepje jonge fijnproevers maakt hun pizza onder begeleiding van promovendus Lotte Pater (links onderin in beeld). Eigen foto

Knutselopdrachten, een een-op-een interview en een kookworkshop met klasgenootjes. Het zijn onderdelen van een onderzoek van promovendus Lotte Pater (Consumentenwetenschappen). Ze probeert in reallife-contexten te achterhalen wat jonge kinderen vinden van plantaardige vleesvervangers.

En dat is niet zomaar een kwestie van ondervragen, legt Pater uit. ‘Verkennend consumentenonderzoek gebeurt vaak met behulp van gestructureerde interviews. Maar kinderen klappen vaak dicht wanneer je ze onvoorbereid vraagt wat ze van iets vinden, omdat het voelt als een overhoring.’ Daarom ontwikkelde Pater methoden waarmee kinderen het onderzoeksonderwerp leren kennen en zich vervolgens op hun eigen manier kunnen uitdrukken.

Haar onderzoek resulteerde in twee wetenschappelijke publicaties in zeer korte tijd: die over wat kinderen denken over plantaardig eten verscheen vlak voor de jaarwisseling en de ander – een reflectie op de gebruikte creatieve onderzoeksmethoden – verschijnt deze maand.

Direct en indirect

De mening van jonge kinderen over voedsel is heel belangrijk. Pater: ‘Zij hebben zowel een direct als indirect effect op wat bij een gezin op tafel staat. Kinderen kunnen bijvoorbeeld actief aan hun ouders vragen of ze alsjeblieft eens pastasaus met linzen kunnen eten, omdat ze dat kennen van school of vriendjes. Aan de andere kant houden ouders bewust of onbewust rekening met wat de kinderen willen eten. Ze willen iets op tafel zetten wat het kind lekker vindt, wat ze makkelijk eten. Dat is de indirecte invloed.’

Verwachtingen

Pater gaf kinderen een box met (knutsel)opdrachten en met verschillende plantaardige, vleesvervangende producten. ‘Opdrachten zoals tekenen, schrijven en kleuren zijn als onderzoeksresultaten natuurlijk lastig te interpreteren en te vergelijken, maar door er op die manier mee bezig te zijn krijgen kinderen kennis over het onderwerp en ervaren ze meer zelfvertrouwen om erover te praten. Dat hielp ze later om in de een-op-eengesprekken hun mening te geven. Tijdens de afsluitende kooksessie kwamen we meer te weten over de interactie met andere kinderen en over de zogeheten maaltijdcontext. Een kind eet zelden alleen en nooit een los product.’

‘Uit verschillende onderzoeksmethoden kwamen verschillende resultaten’, zegt Pater. ‘In eerste instantie waren kinderen vooral positief over de analogues (zie kader, red.), omdat het lijkt op wat ze kennen. Later – tijdens de interviews en de kookworkshop – vonden ze de substitutes en replacements aantrekkelijker. Dat komt onder meer omdat de analogues niet voldeden aan hun verwachtingen. De analogue-ham smaakt toch niet als vlees-ham, dus valt het tegen. Bij substitutes en replacements hadden ze niet de verwachting dat die zouden smaken naar iets wat ze al kennen.’ Dat de kinderen alle vleesvervangers als maaltijd kregen voorgeschoteld en dat ze die maaltijd zelf maakten, droeg bij aan de positieve houding ten opzichte van de onbekendere substitutes en replacements.

De kinderen maken een poster voor hun zojuist gemaakte pizza. Eigen foto

Pizza toppings

‘Kinderen staan zeer open voor nieuwe producten’, zegt Pater, ‘zeker als je die verwerkt in een maaltijd die ze al kennen. Nu ging het om verschillende plantaardige toppings voor op pizza, maar ik heb in ander onderzoek ook gekeken naar linzen als alternatief voor gehakt in spaghettisaus. Wanneer je kinderen betrekt bij het proces van bereiden en ze het in een maaltijdcontext krijgen aangeboden, zijn ze erg positief.’

‘Verder bewijst dit onderzoek dat je kinderen prima kunt betrekken bij wetenschappelijk onderzoek, ook als ze niet volledig kunnen meedoen aan de standaard onderzoeksmethodes. Als je ze eerst helpt en stimuleert om een onderwerp te verkennen in een vertrouwde omgeving, durven ze daarover daarna heel open te zijn. Zelfs tegen een wildvreemde.’

Analogues, replacements en substitutes
Pater gebruikt in haar onderzoek drie verschillende soorten plantaardige alternatieven voor vlees: analogues, replacements en substitutes. Analogues zijn kant-en-klare vleesvervangers; replacements zijn de meer natuurlijke vleesvervangende producten als tofu en tempeh die vergelijkbare nutritionele eigenschappen hebben als vlees en substitutes zijn de vleesalternatieven uit een andersoortige categorie zoals linzen en noten die vergelijkbare culinaire eigenschappen hebben. In de Nederlandse taal kunnen we dat onderscheid niet maken en gebruiken we voor alle drie het woord vervangers.

Lees ook:

Leave a Reply


Je moet inloggen om een comment te plaatsen.