En zeebioloog met een grote snavel

Mardik Leopold gaat (niet) met pensioen
Mardik Leopold op Texel met een dood gevonden jonge zilvermeeuw. Foto Gertha Wessels

Zeevogelpionier en bruinvisexpert Mardik Leopold gaat op 1 november met pensioen. Maar na het weekeinde is-ie er om half negen gewoon weer.

Na 1 november kan hij zich als gastmedewerker vol op zijn werk concentreren. ‘Heerlijk, ik kijk er echt naar uit. Geen vergaderingen meer, geen acquisitie, nooit meer tijdschrijven.’ Aan administratie heeft hij een ‘bloedhekel’. ‘Dat heb ik altijd geweigerd te doen. Ik ben bioloog. Administratie is een vak dat je aan professionals over moet laten.’

Dit is Mardik Leopold ten voeten uit. Rechtdoorzee, markant en nooit te beroerd om zijn mening te geven. Journalisten zoeken hem graag, al heeft dat volgens Leopold ook met het onderwerp te maken. ‘Ik heb de mazzel te werken aan charismatische megafauna als zeezoogdieren en -vogels. Die komen altijd in de pers. Het werkveld genereert veel aandacht. En ik vind voorlichting geven leuk.’

Mardik Leopold een workaholic noemen, is een understatement. Het interview op de eerste maandag van de herfst begint drie kwartier na de afgesproken tijd. Hij moet eerst nog even DNA conserveren van het weekeinde. Van vrijdag tot en met zondag heeft hij 248 aan vogelgriep gestorven grote sterns onder het mes gehad. Goed voor vijf artikelen, schat hij in. Grote sterns hebben zijn speciale aandacht. ‘Het is een iconische zeevogel. Op 800 meter van ons huis op Texel zat een grote kolonie. Als het slaapkamerraam open staat, hoorde je ze krijsen. Ik ben een zeevogelbioloog. Als ze zó dicht bij huis broeden, moet je daar wel iets mee doen.’

Ringen

Dat ‘iets’ werd een serieuze studie. Leopold begon tien jaar geleden de jongen te ringen en die vogels intensief te volgen. ‘Elk jaar ringen we er zo’n driehonderd. En overal waar ik de kans krijg, lees ik die ringen af. Als je overlevings- en verspreidingsanalyse wilt doen, helpt elke afgelezen ring.’ Dat ringen lezen doet hij tamelijk obsessief. In de hoek van zijn werkkamer staat een grote telescoop, gericht op de haven van Den Helder. Op de boot naar zijn werk lokt hij de vogels met brood, om ze van zo dichtbij te kunnen fotograferen dat de ringen goed zichtbaar zijn. Zelfs vakanties schieten erbij in. ‘Ik heb een hekel aan vakanties’, zegt hij. ‘Zeker als ze in het broedseizoen vallen. En als we gaan, dan het liefst naar een plek waar ik ringen kan aflezen. Ik sta altijd aan.’

Als er weer eens ergens een potvis strandt, sta ik vooraan

Mardik Leopold studeerde biologie in Utrecht. ‘Ik vond op de middelbare school drie vakken leuk: Nederlands, gym en biologie. Biologie leek me de beste kans op een avontuurlijk leven. Ik zag mezelf wel met een jeep in de Serengeti rijden. Dat avontuurlijke leven is me gelukt. Ik heb heel veel leuke dingen gedaan; niet in de Serengeti maar op zee.’ De zucht naar avontuur bracht hem naar Texel, waar hij als afstudeervak voor onderzoeksinstituut NIOZ de voedselecologie van scholeksters mocht bestuderen. Hij ging er nooit meer weg. Het verblijf mondde na zijn studie uit in een levenslange studie naar zeevogels op de Noordzee.

‘De Noordzee was destijds, eind jaren ‘80, nog een blinde vlek wat studie naar vogels en zoogdieren betreft’, vertelt Leopold. ‘Zeevogels bestuderen gebeurde bij kolonies op het land. Niemand keek op de Noordzee naar vogels. Ja, met grote verrekijkers vanaf de kust. Wij zijn toen zeevogels vanaf schepen gaan inventariseren. We voeren mee op alle schepen waar we maar mee mochten. Onderzoeksschepen, kustwachten, boeienleggers. Het kon mij niet schelen wat, als ik maar op het dak mocht zitten. In het begin spanden we een zeiltje, om enigszins beschut te zitten. Later gebruikten we verplaatsbare cabines. Het was geweldig. Eén grote ontdekkingsreis. Ik heb ruim 25 jaar op zee gevaren om vogels te inventariseren en tellen.’

Vogelstand op zee

Het tellen gebeurde volgens een kort daarvoor ontwikkelde methode van het Seabird Team in het Schotse Aberdeen. Uit de samenwerking met de Britten, en later ook de Belgen en de Duitsers, ontstond in 1991 de ESAS (European Seabirds At Sea)-database en werden verspreidingsatlassen gemaakt over de vogelstand op de Noordzee. Leopold stond mede aan de wieg van die organisatie. De gemaakte kaarten hadden een gerichte toepassing.

Ik heb een hekel aan vakanties, zeker als ze in het broedseizoen vallen

‘Het idee was aanvankelijk om bij olievlekken advies te kunnen geven waar opruimen het belangrijkste was. Het werk werd aan de Britse kant zelfs gesponsord door de olie-industrie.’ Ook de locaties van de Natura 2000-gebieden steunen volgens Leopold voor een belangrijk deel op de tellingen. ‘In die zin staat mijn handtekening, en die van mensen zoals ik, op de zeekaart. Het landschap van Nederland is ingekleurd doordat wij daar decennialang zeevogels hebben geteld. Dat zie ik als een belangrijke maatschappelijke verdienste.’

De stap van het NIOZ naar (het latere) WUR vond in 1992 plaats toen Leopold zijn werk als zeevogelteller voortzette bij het RIN (Rijksinstituut voor Natuurbeheer), een voorloper van Alterra. In die tijd vond hij ook zijn wetenschappelijke niche: maagonderzoek. ‘Vogels tellen is eigenlijk stom werk. Maar snappen wat die beesten beweegt en proberen in het brein van een vogel te komen, dat is pas echt leuk. De verspreidingskaart van vogels is een landschap met pieken en dalen. Als je wilt weten waarom dat zo is, kom je uit bij het beschikbare voedsel.’ Leopold specialiseerde zich in het bestuderen en analyseren van de maaginhoud van vogels. Otolieten spelen daarbij de hoofdrol. Zeevogels eten vis en vissen hebben zogeheten otolieten (gehoorbeentjes) in hun middenoor. Een godsgeschenk, zegt Leopold. ‘Ze zijn knetterhard en het laatste wat van een vis wordt verteerd. De vorm verschilt per soort en groeit met de vis mee.’ Aan otolieten kun je dus de soort vis herkennen en zien hoe groot-ie is. ‘Een mooi bewijs dat God bestaat’, grinnikt hij. Leopold beheert inmiddels een collectie van elfduizend otolieten. Honderd exemplaren van meer dan honderd soorten, verdeeld over de hele levenscyclus van de vis. Fraaie elektronenmicroscopische foto’s van de collectie zijn online beschikbaar. 

Monnikenwerk

Het ontleden van vogel- en bruinvismagen is monnikenwerk. Leopold heeft er naast zijn otolieten nóg een collectie aan overgehouden: zijn maagmeisjes. Aan de wand voor zijn chaotische bureau hangt een hele serie portretten van (vrijwel uitsluitend) blonde vrouwen. Het zijn de stagiaires die in de loop van de jaren hebben meegewerkt aan het maagonderzoek. ‘Maagmeisje is een eretitel. Maar ik heb ze niet uitgezocht hoor; op werk met zeezoogdieren komen alleen maar vrouwelijke studenten af. Bij zeevogels krijg je hoofdzakelijk mannelijke studenten.’

Niks werkt beter dan mensen op hun tenen te trappen

Dat vrijwel alle maagmeisjes blond zijn, is volgens Leopold ‘een gelukkig toeval’. Een van hen, Eileen Hesse, wordt overigens zijn opvolger. ‘Zij promoveert binnenkort in Duitsland op DNA- en isotopenonderzoek naar het dieet van bruinvissen, otters en vis.’ 

Op de kast

Leopold promoveerde zelf, na twee eerdere mislukte pogingen, in 2015. Niet op zeevogels, maar op bruinvissen. ‘Ik vond eigenlijk dat ik het aan mijn stand verplicht was om te promoveren. Zo’n titel opent soms deuren. Het maakt dingen makkelijker. Ik wilde het kunstje toch een keer gedaan hebben.’ Zijn proefschrift Eat and be eaten trok de aandacht, met name doordat hij aantoonde dat grijze zeehonden bruinvissen eten. ‘Dat was nogal een ontdekking. Het leverde me een boze brief op van Lenie ’t Hart van het Zeehondencentrum. ‘Ze was des duivels. Dat zeehonden bruinvissen eten, tastte haar verdienmodel aan dat zeehonden lief zijn en gered moeten worden.

Zeevogels bestuderen gebeurde toen op het land, niemand keek op zee naar vogels

Leopold heeft er, mede door zijn taalgebruik, een handje van om mensen op de kast te jagen. ‘Absoluut, maar zo praat ik nou eenmaal. Ik doe het overigens ook wel bewust. De boodschap komt beter over als je dingen op scherp zet. Het is een communicatietechniek. Als je wilt dat iets blijft hangen, moet je mooie beeldspraak gebruiken. Ik probeer mensen daarmee aan het denken te zetten. En niks werkt beter dan mensen op hun tenen te trappen. Als mensen boos worden en verhaal komen halen, ontstaat een gesprek. Dat heb ik veel liever dan de wolligheid van voorlichters die alles maar af willen dekken. Met boze voorlichters heb ik mijn hele leven al te maken. En dat vind ik prima.’

In zijn carrière heeft Leopold de condities op de Noordzee zien veranderen. ‘De vervuiling in de jaren zeventig met olie en gifstoffen als pcb’s, dieldrin en aldrin is verdwenen. Dat is een enorme winst voor het milieubeheer geweest. Dat moet je niet onderschatten. Er zijn regels gekomen en die worden gehandhaafd. Daarna kwam de intensieve visserij die alles plat viste. Dat wordt nu ook minder, omdat de diesel te duur wordt. Van een visserijakker met veel extra voedsel voor zeevogels, verandert de zee nu naar een industriegebied met windmolens. Dat kost vogels, doordat er veel minder snijafval overboord wordt gegooid. Voor vogels was de visserij een zegen. Aan het dieetonderzoek zien we dat vogels nu honger hebben op zee. Hoe die veranderingen uit gaan pakken, zou ik niet durven zeggen. Het wordt een boeiende tijd.’

Die boeiende tijd maakt Leopold min of meer vanaf de zijlijn mee. Hij mag blijven zolang hij artikelen schrijft. En daarvan heeft hij er, na een inventarisatie, nog tachtig in de pijplijn. Dat gaat hij natuurlijk nooit redden allemaal. Alhoewel. ‘Een dag heeft 24 uur. En dan heb je ook nog de nacht’, is zijn motto. ’Ik begin gewoon met de leukste. En het dieetwerk blijf ik erbij doen. Dus als er weer eens ergens een potvis strandt, sta ik vooraan.’

Lees ook:

Leave a Reply


Je moet inloggen om een comment te plaatsen.